Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4581, 16/03619
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4581, 16/03619
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 19 oktober 2017
- Datum publicatie
- 2 november 2017
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:4581
- Zaaknummer
- 16/03619
Inhoudsindicatie
Het Hof stelt de aftrekbare onderhoudskosten van het monumentenpand in goede justitie vast.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03619
Uitspraak op het hoger beroep van
de heer [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 26 juli 2016, nummer BRE 15/7979, in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde aanslag en beschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 76.629 (hierna: de aanslag). Tevens is bij beschikking heffingsrente ten bedrage van € 1.677 in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 61.761 en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 514 (zie nader onder 2.6).
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 2 juni 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens de Inspecteur, mevrouw [A] en de heer [B] . Namens belanghebbende is, met kennisgeving aan het Hof, niemand verschenen.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is gezonden.
Op 7 juni 2017 heeft het Hof het onderzoek heropend en het vooronderzoek hervat.
Het Hof heeft partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en/of onder hen berustende stukken in te zenden, aan welk verzoek zij hebben voldaan.
Met toestemming van partijen heeft het Hof bepaald dat de nadere zitting achterwege blijft. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende is sinds 2010 eigenaar en bewoner van de woning op het adres [adres] 1 te [woonplaats] .
De woning is sinds 11 februari 1969 ingeschreven in het monumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: het monumentenregister). In het monumentenregister is bij “omschrijving” ter zake het volgende opgenomen:
“Huis [C] . Groot bakstenen huis van omstreeks 1700 met schilddak, een halfrond gesloten uitbouw tegen het midden van de achtergevel en segmentboogvensters. Bakstenen schuur met wagenpoorten in een der langs gevels.”
Belanghebbende heeft voor het jaar 2011 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.765. Daarbij heeft hij rekening gehouden met een persoonsgebonden aftrek van € 143.866. Dit bedrag bestaat voor een bedrag van € 72.401 uit kosten voor rijksmonumentenpanden de zin van artikel 6.31 Wet IB 2001.
Naar aanleiding van de ingediende aangifte heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht informatie te verstrekken over de uitgaven voor rijksmonumentenpanden. In de door belanghebbende verstrekte informatie heeft de Inspecteur aanleiding gevonden onder meer de aftrek van kosten voor monumentenpanden te corrigeren met € 35.855.
De aanslag is op 20 februari 2015 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 76.629. Tevens is bij beschikking heffingsrente van € 1.677 in rekening gebracht.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 61.761 en de heffingsrente verminderd tot € 514. Bij een dienovereenkomstige vermindering zou de heffingsrente € 881 bedragen, maar de Inspecteur heeft aanleiding gezien de heffingsrente te berekenen over de periode 1 januari 2012 tot 1 januari 2014, hetgeen leidt tot een extra vermindering van € 407. Omdat een handmatige beperking van de heffingsrente administratief niet in de aanslag kon worden verwerkt is, in overleg met belanghebbende, de te verrekenen loonheffing met € 407 verhoogd.
Bij facturen van 26 april 2011, 5 juni 2011, 3 juli 2011 en 4 september 2011 zijn ter zake van buitenverlichting door het bedrijf [D] bedragen tot een totaal van € 11.907,44 in rekening gebracht. De betaling heeft in 2011 plaatsgevonden.
Tot de stukken behoort een brief van 10 februari 2010 van het bedrijf [D] aan belanghebbende waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen.
“(…)
Betreft: bevindingen en advies mbt buitenverlichting
Geachte heer [belanghebbende] ,
Aansluitend op ons bezoek bij u in [woonplaats] , treft u onderstaand onze bevindingen en advies aan mbt tot de staat van de buitenverlichting.
Toegangspoort/hek: Armaturen aan stenen pilaren vergaan en electra afgekeurd (4x)
Oprit: Lantaarnpalen langs oprit niet waterdicht, fittingen dienen vervangen te worden. Ondergrondse kabel geheel verwijderen en vervangen door deugdelijk geaarde grondkabel met veiligheidsmantel. (5 x)
Voorgevel: Armaturen aan voordeur en garagedeur zijn in- en uitwendig verroest en glas (kegel) van linkerlamp is niet meer leverbaar. Electra dient geaard te worden en voorziening aan garagedeur is afgekeurd (3x)
Westgevel:Armatuur fitting ondeugdelijk. Armatuur niet geaard en niet geschikt voor regeninslag (1x)
Zuidgevel: Armaturen verroest en niet waterdicht. Electra-doos niet waterdicht (3x)
Oostelijke scheidingsmuur: Armaturen niet geschikt voor buitengebruik en electra blootgesteld aan regeninslag. Installatie mag niet gebruikt worden (4 x)
Wij adviseren u conform bijgaande offerte de installatie te vervangen ivm persoonlijke veiligheid en brandgevaar.(…)”
De in deze brief genoemde offerte is niet in het geding gebracht.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op aftrek van € 11.907 ter zake van buitenverlichting, als onderhoudskosten van een monumentenpand als bedoeld in artikel 6.31 van de Wet IB 2001.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegengestelde mening toegedaan.
Tussen partijen is niet in geschil dat de heffingsrente dient te worden berekend over de periode 1 januari 2012 tot 1 januari 2014.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan door de Inspecteur ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van € 49.854 en dienovereenkomstige vermindering van de beschikking heffingsrente (waarbij de heffingsrente dient te worden berekend over de periode 1 januari 2012 tot 1 januari 2014). De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.