Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4673, 16/03907

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4673, 16/03907

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 oktober 2017
Datum publicatie
3 november 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:4673
Formele relaties
Zaaknummer
16/03907
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 4:17

Inhoudsindicatie

De uitspraak op bezwaar wordt bij tweede uitspraak op bezwaar ingetrokken en er wordt voor de tweede maal uitspraak op bezwaar gedaan. Volgens vaste jurisprudentie kan in het belastingrecht niet tweemaal uitspraak op bezwaar worden gedaan (vgl. Hoge Raad 20 januari 2012, nr. 10/02678, ECLI:NL:HR:2012:BT1516).

Een dwangsombesluit is geen beschikking op aanvraag in de zin van artikel 4:17, eerste lid, van de Awb, zodat niet krachtens deze bepaling een dwangsom kan worden verbeurd wegens het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit (ABvRS 16 april 2014, nr. 201302645/1A3, ECLI:NL:RVS:2014:1290).

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/03907

Uitspraak op het hoger beroep van

mevrouw [belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 24 oktober 2016, nummer SHE 16/1407 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende na te melden naheffingsaanslag parkeerbelasting.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] . een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 16,50 parkeerbelasting. en € 59,00 kosten. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 9 oktober 2017 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord mevrouw [A] , namens de Heffingsambtenaar. Belanghebbende noch haar gemachtigde is verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij op 31 augustus 2017, met nummer [nummer] , aangetekend naar het door belanghebbende zelf opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Op 2 maart 2015 om 10.47 uur stond de auto van belanghebbende, een grijze Peugeot met het kenteken [kenteken] (hierna: de auto) geparkeerd op een parkeerplaats aan de Willemstraat te Eindhoven. Deze locatie is op grond van artikel 1, aanhef en onder a van Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2015 (hierna: de Verordening) in verbinding met artikel 5 van het Aanwijsbesluit en uitwerkingsbesluit parkeren januari 2015 aangewezen als locatie waar tegen betaling geparkeerd mag worden.

2.2.

Twee parkeercontroleurs van de gemeente Eindhoven hebben op dat moment geconstateerd dat geen parkeerkaartje zichtbaar aanwezig was in de auto en hebben op grond hiervan een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. In hun digitale systeem hebben zij, voor zover hier van belang, vermeld

‘Feit: F409A 1, parkeren op een parkeerapparatuurplaats zonder betaalticket op de voorgeschreven wijze aanwezig in het voertuig’ en ‘Situatie: Kaartje niet aangebracht.’

Bij de print van deze invoer in het digitale systeem zijn vier foto’s gevoegd.

2.3.

In een op 5 oktober 2016 gedagtekende verklaring heeft . [B] , parkeercontroleur, verklaard:

‘Ik kan verklaren dat op het moment van uitschrijven van de naheffing, ik geen kaartje in het betrokken voertuig zag liggen. (zie bijgevoegde foto’s)’

Bij deze verklaring zijn vijf foto’s van de auto gevoegd.

2.4.

Belanghebbende heeft op 3 maart 2015 tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt en daarbij een kopie van een parkeerkaartje overlegd. Op dit parkeerkaartje is vermeld:

‘Ma 11:26 09:56

02/03/15 3,50€ WILL801

(…) BETAALD

2126’

2.5.

De Heffingsambtenaar heeft op 22 maart 2016 uitspraak gedaan op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag. In deze uitspraak op bezwaar is niet beslist op het verzoek om toekenning van een dwangsom.

2.6.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 12 mei 2016 het verzoek van belanghebbende tot toekenning van een dwangsom afgewezen. Het door belanghebbende tegen deze beschikking op 13 juni 2016 gemaakte bezwaar is bij uitspraak van 21 september 2016 ongegrond verklaard.

2.7.

Op 8 augustus 2016 heeft de Heffingsambtenaar de uitspraak op bezwaar van 22 maart 2016 ingetrokken, opnieuw beslist op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag en is opnieuw bij beschikking het verzoek om toekenning van een dwangsom afgewezen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is de naheffingsaanslag ten onrechte opgelegd?

II. Heeft belanghebbende recht op een dwangsom wegens niet tijdig beslissen op het bezwaar?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

De Heffingsambtenaar heeft ter zitting gepersisteerd bij de door hem ingediende stukken en daaraan toegevoegd dat hij zich bij het voorbereiden van de zitting realiseerde dat in het belastingrecht niet twee maal uitspraak op het bezwaar gedaan kan worden.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, van de naheffingsaanslag, tot toekenning van een dwangsom vanwege niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag en tot toekenning van een dwangsom vanwege niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen het uitblijven van en beschikking dwangsom. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank

4 Gronden

5 Beslissing