Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-11-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4903, 16/03819

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-11-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4903, 16/03819

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
16 november 2017
Datum publicatie
23 november 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:4903
Zaaknummer
16/03819

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. Waarde van een perceel grond met vrijstaande woning met garage, paardenstal en carport. Toepassing van de cultuurgrondvrijstelling.

Nu belanghebbende tijdig te kennen heeft gegeven dat hij, voor zover er overeenstemming zou bestaan, daarop terugkomt en partijen over de toepassing van de cultuurgrondvrijstelling weer in overleg zijn (geweest), is er aanleiding om de toepassing van de cultuurgrondvrijstelling te beoordelen. Ten aanzien van de grond die in gebruik is bij een veehouderij en een paardenfokkerij en stoeterij is sprake van bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond. Het eigen gebruik door belanghebbende is van onvoldoende gewicht om de conclusie te rechtvaardigen dat geen sprake is van cultuurgrond. De paardenstallen, de andere schuren en bebouwingen, de mestvaalt, het pad, de veekeringen en de erfafscheidingen kwalificeren niet als cultuurgrond. Het Hof bepaalt de oppervlakte van de cultuurgrond in goede justitie op 15.053 m².

Niet aannemelijk is geworden dat de waarde van de onroerende zaak nihil bedraagt vanwege de onzekerheid of sanering van grondwaterverontreiniging moet plaatsvinden en zo ja, wat de gevolgen daarvan zijn. Mocht onverhoopt in de toekomst toch sanering noodzakelijk zijn, dan leidt dit niet tot schade voor belanghebbende, omdat, zoals Gedeputeerde Staten heeft erkend, belanghebbende de verontreiniging niet heeft veroorzaakt en sanering op kosten van de overheid zal geschieden. De kans op een mogelijke sanering leidt wel tot waardevermindering van de onroerende zaak. De Heffingsambtenaar heeft hiermee voldoende rekening gehouden.

De Heffingsambtenaar heeft, rekening houdend met een kleiner perceeloppervlak als gevolg van de cultuurgrondvrijstelling, de door hem verdedigde waarde niet aannemelijk gemaakt. Het Hof stelt de waarde in goede justitie vast. Er bestaat geen recht op een vergoeding van kosten van door de echtgenoot verleende rechtsbijstand. Niet aannemelijk is dat er kosten op belanghebbende drukken en sprake is van op zakelijke basis verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/03819

Uitspraak op het hoger beroep van

mevrouw [belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 20 september 2016, nummer SHE 16/62, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Bernheze,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 28 februari 2015 krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 30 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2014, voor het belastingjaar 2015, vastgesteld op € 333.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelasting 2015 bekend gemaakt. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Heffingsambtenaar heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 6 oktober 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [B] en mevrouw [C] (taxateur). Te dezer zitting zijn gezamenlijk, doch niet gevoegd, behandeld de hoger beroepzaken van belanghebbende met de kenmerken 16/03818 en 16/03819.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, bestaande uit een perceel grond met vrijstaande woning met garage, paardenstal en carport. De woning dateert uit 1969. De inhoud van de woning is 736 m³, van de paardenstal 243 m³ en van de garage 378 m³. De carport heeft een oppervlakte van 30 m². De kadastrale oppervlakte van het gehele perceel bedraagt 21.500 m². Een deel daarvan is in gebruik bij de firma [D] . Van de totale oppervlakte van 21.500 m² heeft de Heffingsambtenaar 7.967 m² in de waardebepaling betrokken.

2.2.

De [a-straat] betreft een met puingranulaat semi-verharde weg. Het gebruik van de weg leidt tot kuilen. Na onderzoek is gebleken dat er asbestdeeltjes in het granulaat aanwezig zijn. De weg ligt overwegend lager dan de bermen, waardoor het regenwater op de weg blijft liggen. Er is geen openbare verlichting aan de [a-straat] . Voorts is bij de [a-straat] geen aardgasleiding, televisiekabel en glasvezelkabel gelegd.

2.3.

Bij beschikkingen van 23 juni 2009 en van 25 januari 2010 hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant met betrekking tot de [b-straat] 22 en 30 te [woonplaats] vastgesteld dat er sprake is van ernstige verontreiniging van grond en grondwater, zoals bedoeld in artikel 29 van de Wet bodembescherming. Tevens is vastgesteld dat sanering van deze verontreiniging niet spoedeisend is als bedoeld in artikel 37 van de Wet bodembescherming (hierna: de Wbb). In de beschikking van 23 juni 2009 is onder andere bepaald dat binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de beschikking gestart dient te worden met de sanering.

2.4.

De in de in 2.3 genoemde beschikkingen hebben ook betrekking op belanghebbendes perceel. Voor dit perceel geldt een gebruiksbeperking, in die zin dat het onttrekken van grondwater alleen is toegestaan met goedkeuring van het bureau Bodem van de provincie Noord-Brabant.

2.5.

Belanghebbende is niet de veroorzaker van de in 2.3 bedoelde verontreiniging en is evenmin aansprakelijk voor de met een eventuele sanering gepaard gaande kosten. De sanering zal op overheidskosten geschieden.

2.6.

Op 22 augustus 2013 heeft Gedeputeerde Staten ingestemd met het deelsaneringsplan grondwater locatie: voormalig vatenopslagterrein aan de [b-straat] 22, en voormalig MOB-complex aan de [b-straat] 30 te Woonplaats, gemeente Bernheze. Vastgesteld is dat het met inachtneming van de op dat moment geldende wet- en regelgeving niet noodzakelijk is om alle verontreiniging weg te nemen en sanering vooral te richten op het wegnemen van de aanwezige risico’s of deze zoveel mogelijk te beperken. De doelstelling is het bereiken van een stabiele eindsituatie waar geen sprake is van onaanvaardbare risico’s voor mens, verspreiding en ecosysteem en dat deze ook niet ontstaan als gevolg van natuurlijke lozing op het oppervlaktewater. De sanering zal slechts bestaan uit het uitvoeren van een monitoring van het grondwater en het oppervlaktewater om te bevestigen dat sprake is van een stabiele eindsituatie. Indien tijdens de uit te voeren monitoring blijkt dat er geen sprake is van een stabiele eindsituatie zal mogelijk toch worden overgegaan tot een actieve sanering.

Ten tijde van het nemen van deze beschikking kon Gedeputeerde Staten geen garantie geven dat ook in de toekomst geen fysieke sanering onder de percelen en eigendommen van belanghebbende zal moeten plaatsvinden. Indien een fysieke sanering onder de percelen van belanghebbende nodig mocht zijn, betekent dat niet dat er ook werkzaamheden op de percelen van belanghebbende moeten worden uitgevoerd.

2.7.

Gedeputeerde Staten heeft bij besluit van 3 december 2014 ingestemd met het namens de provincie Noord-Brabant ingediende saneringsverslag, opgemaakt van de grondsanering op de locatie [b-straat] 22 en [b-straat] 30 te [woonplaats] . Met het besluit geeft Gedeputeerde Staten te kennen dat gesaneerd is overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 38 van de Wbb op genoemde locaties.

2.8.

Belanghebbende heeft de waarde van de onroerende zaak voor fiscale doeleinden in het jaar 2009 afgewaardeerd tot € 1 vanwege de grondwaterverontreiniging. Bij het opleggen van de belastingaanslag over dit jaar heeft de inspecteur van de Belastingdienst, naar zeggen van de accountant van belanghebbende, deze afwaardering niet gecorrigeerd.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2014 te hoog heeft vastgesteld.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de vastgestelde waarde en van de aanslag tot nihil. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing