Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-02-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:499, 15/01194

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-02-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:499, 15/01194

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 februari 2017
Datum publicatie
6 april 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:499
Zaaknummer
15/01194

Inhoudsindicatie

Hennepkwekerij. Goede procesorde.

De Rechtbank heeft ten nadele van belanghebbende een vermoeden aangenomen. Het Hof oordeelt dat de Rechtbank de goede procesorde heeft geschonden door belanghebbende niet vóór de uitspraak als voorlopig oordeel mede te delen dat dit vermoeden was gerezen bij de Rechtbank en door belanghebbende niet in de gelegenheid te stellen dit vermoeden te ontzenuwen (vgl. HR 25 oktober 2002, 36898, ECLI:NL:HR:2002:AE9354).

De Inspecteur beroept zich op een proces-verbaal van de politie, dat hij niet overlegt. Met bewijs dat niet is gepresenteerd aan het Hof en de wederpartij kan het Hof geen rekening houden. De Inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende vóór de politie-inval op 3 maart 2011, waarbij hennepplanten zijn aangetroffen van tien dagen oud, een oogst uit de hennepkwekerij heeft behaald en verkocht. Een uit een vermogensvergelijking volgend negatief privé alleen is onvoldoende om over te gaan tot belastingheffing. Voor het aannemen van een vermoeden ten nadele van belanghebbende acht het Hof onvoldoende aanknopingspunten aanwezig.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01194

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 10 september 2015, nummer AWB 14/6991, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de daarbij tegelijkertijd gegeven boetebeschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] over het jaar 2011 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.386 en een premie-inkomen van € 33.436 (maximum), alsmede, verenigd in één geschrift met de aanslag, bij voor bezwaar vatbare beschikking een boete van € 8.829. De aanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende geen griffierecht geheven.

1.3.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op de bezwaren vernietigd, de aanslag verminderd tot één berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.181 en de bijbehorende beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de boetebeschikking verminderd tot 25% van de nagevorderde belasting en premie volksverzekeringen en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende geen griffierecht geheven.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 27 september 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde de heer [A] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B] en de heer [C] . Ter dezer zitting zijn gezamenlijk doch niet gevoegd behandeld de hoger beroepzaken van belanghebbende met de kenmerken 15/01192 tot en met 15/01194.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van het onderzoek ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is gehuwd en is directeur en enig aandeelhouder van [D] BV, te [woonplaats] (hierna: de B.V.), die 100% aandeelhouder is van [E] B.V. te [woonplaats] (hierna: B.V.2). Belanghebbende heeft over het jaar 2010 een aangifte IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.466.

Dit bedrag is als volgt opgebouwd:

Loon uit tegenwoordige en vroegere dienstbetrekking

€ 15.132

Af: aftrek eigen woning

€ 6.666

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 8.466

De aanslag IB/PVV over het jaar 2010 is conform de ingediende aangifte IB/PVV opgelegd.

2.2.

Over het jaar 2011 heeft belanghebbende een aangifte IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.381. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:

Loon uit tegenwoordige en vroegere dienstbetrekking

€ 12.986

Af: aftrek eigen woning

€ 6.605

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 6.381

2.3.

De vorige werkgever van belanghebbende, [F] B.V. te [G] (hierna: de vorige werkgever) heeft ten behoeve van belanghebbende een pensioenregeling getroffen en daartoe in eigen beheer een pensioenvoorziening gevormd. In 2005 is een lening overeenkomst gesloten tussen de B.V. als schuldeiser en de vorige werkgever als schuldenaar. Daarin is onder meer opgenomen dat de vorige werkgever de hiervoor genoemde pensioenverplichtingen aan de B.V. overdraagt en dat de B.V. een lening aan de vorige werkgever verstrekt ter grootte van die pensioenverplichtingen. Aflossing daarvan geschiedt in 60 maandelijkse termijnen waarvan de eerste termijn van € 2.327,40 op 31 januari 2005 vervalt. Deze betalingen hebben plaatsgevonden aan de B.V. tot en met het faillissement van de voormalige werkgever in 2008/2009. Belanghebbende heeft (deze) gelden opgenomen uit zijn B.V. en de uit dien hoofde aan zijn B.V. verschuldigde bedragen verantwoord in rekening-courant.

2.4.

In 2012 is er een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen de B.V., B.V.2 en belanghebbende als partij A en de rijksbelastingdienst als partij B (hierna: de vaststellingsovereenkomst). Onderdeel van de vaststellingsovereenkomst waren de aanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2008 tot en met 2011 van de B.V. en de aanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2009 tot en met 2011 van B.V.2, die daarbij op nihil zijn gesteld. In de vaststellingsovereenkomst is onder meer vermeld dat de betreffende aangiften vennootschapsbelasting niet zijn ingediend, dat B.V.2 sinds enkele jaren niet meer actief is, dat de omzet van de B.V. erg laag is en de kosten niet dekt en dat belanghebbende alsmede beide B.V.’s hierdoor in financiële nood zijn gekomen.

2.5.

De rijksbelastingdienst heeft op basis van inlichtingen van de politie een onderzoek ingesteld naar de inkomsten van belanghebbende. Naar aanleiding van de (strafrechtelijke) doorzoeking van de woning van belanghebbende op 3 maart 2011 is een proces-verbaal opgemaakt wegens de mogelijke exploitatie van een hennepplantage door belanghebbende. Tijdens de doorzoeking van de woning van belanghebbende is een hennepkwekerij aangetroffen; de aangetroffen hennepplanten waren ongeveer 10 dagen oud. De kweekcyclus voor hennepplanten bedraagt 10 weken. Belanghebbende is naar aanleiding van de (strafrechtelijke) doorzoeking door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf van drie weken. Er heeft geen (strafrechtelijke) ontneming van een wederrechtelijk voordeel plaatsgevonden.

2.6.

De Inspecteur heeft over de jaren 2010 en 2011 aan de hand van dat proces-verbaal een theoretische omzetberekening gemaakt en bij belanghebbende resultaat uit overige werkzaamheden als zijnde extra inkomsten, in aanmerking genomen van respectievelijk € 95.010 en € 48.005. Dit heeft geleid tot de volgende aan belanghebbende opgelegde (navorderings)aanslagen:

- navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2010 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 103.476 (€ 8.466 plus € 95.010). Daarbij is gelijktijdig bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 21.326;

- aanslag Zvw over het jaar 2010 naar een bijdrage-inkomen van € 18.057, uitgaande van het maximum bijdrage-inkomen van € 33.189 en rekening houdend met het feit dat reeds bijdrage is ingehouden over een inkomen van € 15.132;

- aanslag IB/PVV over het jaar 2011 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.386 (€ 6.381 plus € 48.005). Daarbij is gelijktijdig bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 8.829; en

- aanslag Zvw over het jaar 2011 naar het maximum bijdrage-inkomen van € 33.427.

2.7.

Daarnaast heeft de Inspecteur over de jaren 2010 en 2011 vermogensvergelijkingen gemaakt resulterend in een negatief privé van respectievelijk € 44.833 en € 25.800.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In hoger beroep zijn de volgende vragen in geschil:

I. Is de aanslag tot de juiste hoogte opgelegd?

II. Is de vergrijpboete terecht en tot de juiste hoogte opgelegd?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Ter zitting bij de Rechtbank heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat:

- de inkomenscorrecties over de jaren 2010 en 2011 moeten worden verminderd tot respectievelijk € 44.833 en € 25.800;

- de boetes over de jaren 2010 en 2011 moeten worden verminderd tot 25% van de (nagevorderde) belasting over de verminderde inkomenscorrecties. Daarbij is rekening gehouden met de financiële omstandigheden van belanghebbende, de wijze waarop de enkelvoudige belasting is vastgesteld en de overschrijding van de redelijke termijn nu de (navorderings)aanslagen met boete op 25 januari 2013 zijn aangekondigd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vermindering van de aanslag tot één naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.381 en vernietiging van de boetebeschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing