Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-02-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:500, 15/01206

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-02-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:500, 15/01206

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 februari 2017
Datum publicatie
6 april 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:500
Zaaknummer
15/01206

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. De Heffingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning naar de waardepeildatum niet te hoog is vastgesteld.

De neergelegde waarden in de door belanghebbende in beroep overgelegde taxatieverklaring en de in hoger beroep overgelegde bevindingen van een WOZ-taxateur kunnen de door belanghebbende bepleite waarde niet onderbouwen. De waarde van de woning wordt in goede justitie vastgesteld.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01206

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 4 september 2015, nummer AWB 15/1691 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen op Zoom,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de na te melden beschikking en aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2014 de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] 12 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per peildatum 1 januari 2013 en toestandsdatum 1 januari 2014, voor het belastingjaar 2014 vastgesteld op € 218.000. Tegelijkertijd is aan belanghebbende ter zake van de onroerende zaak een aanslag in de onroerende-zaakbelasting (hierna: OZB) voor het jaar 2014 opgelegd, welke aanslag met de beschikking in één geschrift is verenigd. Na tegen voormeld in één geschrift vervatte beschikking en aanslag gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van 13 februari 2015 de waarde van de onroerende zaak, alsmede de aanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Heffingsambtenaar heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 7 september 2016 te ’s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde de heer [A] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [B] en mevrouw [C] (taxateur).

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Het betreft een hoekwoning. De onroerende zaak is gebouwd in het jaar 2012, heeft een inhoud van 386 m³ en een perceeloppervlakte van 165 m². Als bijgebouw kent de onroerende zaak een aangebouwde berging/schuur van 18 m³.

2.2.

Ter voldoening aan de op hem rustende bewijslast heeft de Heffingsambtenaar een taxatierapport van taxateur [C] , van 25 juni 2015, overgelegd. Het rapport bevat objectgegevens en foto’s van de onroerende zaak en vier vergelijkingsobjecten, namelijk [adres 1] 10, [adres 2] 8 en 10 en [adres 3] 2, alle gelegen te [woonplaats] (hierna: de vergelijkingsobjecten). Tevens bevat het rapport een vergelijkingsmatrix, waarin de gegevens van de onroerende zaak en de vergelijkingsobjecten zijn opgenomen.

2.3.

Belanghebbende heeft bij de Rechtbank een waardeverklaring van [D] van [E] te [F] overgelegd. In de waardeverklaring is de marktwaarde (vrij van huur en gebruik) van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2013 gewaardeerd op € 204.600, afgerond, € 205.000.

2.4.

Als bijlage van de conclusie van repliek heeft belanghebbende bij het Hof de bevindingen van [G] , WOZ-taxateur bij [H] te [I] d.d. 21 maart 2016 overgelegd.

2.5.

Als bijlage van de conclusie van dupliek heeft de Heffingsambtenaar bij het Hof een nieuwe vergelijkingsmatrix overgelegd. In de conclusie van dupliek stelt de Heffingsambtenaar dat is geconstateerd dat de inhoud van het vergelijkingsobject [adres 3] 2 in de in het taxatierapport opgenomen vergelijkingsmatrix te laag is en dat bij de berekening van de gecorrigeerde transactieprijs per m³ van het vergelijkingsobject [adres 1] 10 te [woonplaats] de correctie voor het voorzieningenniveau niet juist is berekend.

Voor de onroerende zaak is in plaats van een prijs per m³ van € 438,44, zoals opgenomen in de matrix die is overgelegd in beroep, in de nieuwe waardematrix een prijs per m³ van € 437,02 opgenomen.

2.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting aanvullende gegevens overgelegd betreffende de woningen [adres 3] 8 en [adres 3] 16 te [woonplaats] .

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft de vraag of de vastgestelde waarde van de onroerende zaak van € 218.000 per de peildatum 1 januari 2013 en naar de toestandsdatum 1 januari 2014 niet te hoog is vastgesteld.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend; de Heffingsambtenaar bevestigend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Belanghebbende heeft ter zitting twee in het beroepschrift van de Rechtbank genoemde stellingen – te weten dat uit het taxatieverslag woningen op geen enkele wijze is op te maken hoe de Heffingsambtenaar met de verschillen tussen de onroerende zaak en de door de Heffingsambtenaar genoemde referentieobjecten rekening heeft gehouden en dat uit de taxatiekaart op geen enkele wijze duidelijk wordt hoe de waardeopbouw van de referentieobjecten tot stand is gekomen – ingetrokken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak van de Heffingsambtenaar en vaststelling van de WOZ-waarde van de onroerende zaak op € 211.000. Hij verzoekt de Heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing