Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-02-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:574, 15/01034
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-02-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:574, 15/01034
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 17 februari 2017
- Datum publicatie
- 26 april 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:574
- Zaaknummer
- 15/01034
Inhoudsindicatie
Leges kosten kopieën terecht in rekening gebracht.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/01034
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 27 juli 2015, nummer AWB 14/4246 in het geding tussen
belanghebbende,
en
De heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende na te noemen aanslag leges.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 15 september 2014 een aanslag leges (hierna: de aanslag) opgelegd ten bedrage van € 11,40 wegens het verstrekken van drieëndertig fotokopieën in verband met een verzoek in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) van 28 mei 2014 (hierna: het Wob-verzoek). Na tegen de aanslag door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak het bezwaar (deels) gegrond verklaard en de aanslag met € 3,15 verminderd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Het beroep is geregistreerd onder kenmerknummer SHE 14/4246. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd. De Heffingsambtenaar heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid om een conclusie van dupliek in te dienen.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 28 november 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [A] . Belanghebbende noch haar gemachtigde is, met kennisgeving aan het Hof, verschenen.
17. Het Hof heeft aan het einde van deze zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en de geloofwaardige verklaring van de Heffingsambtenaar tijdens het onderzoek ter zitting, zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Met haar brief van 28 mei 2014 heeft belanghebbende bij de gemeente Eindhoven een verzoek om informatie op grond van de Wob gedaan. Dit verzoek luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Ik verzoek u om mij toe te zenden (en zulks schriftelijk ook te besluiten):
1 De akten/besluiten van aanstelling/benoeming van de burgemeester en de gemeentesecretaris/algemeen directeur alsmede eventuele wijzigingsbesluiten
2 De akten/besluiten van aanstelling/benoeming alsmede eventuele wijzigingsbesluiten van alle, doch maximaal 3, opsporingsambtenaren die verbonden zijn aan uw organisatie althans ten behoeve van uw organisatie werkzaam zijn.
3 De actuele akte van opsporingsbevoegdheid van de(zelfde) personen als bedoeld onder 2. (dus met hetzelfde maximum).
4 De akten/besluiten van beëdiging, zijnde de akte van eed of belofte (als bedoeld in artikel 9 BARP of vergelijkbare toepasselijke bepaling) van de(zelfde) personen bedoeld onder 2. (dus met hetzelfde maximum).
(…)
(...) Als ik voor de inwilliging van dit verzoek aan u kosten verschuldigd ben, verzoek ik u mij dat en het totaalbedrag te laten weten voordat er kosten verschuldigd worden c.q. de stukken worden toegezonden.(….)”.
Bij brief van 28 augustus 2014 is namens burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven aan belanghebbende onder meer het volgende bericht:
“(...) Voor een verzoek, zoals door u ingediend, worden leges in rekening gebracht. De kosten bedragen € 2,90 voor de beschikking op verzoek en € 0,24 per kopie. Ingeval van uw verzoek zullen de geschatte kosten in totaal ongeveer € 12,- bedragen. Graag verneem ik van u of u uw verzoek handhaaft en toezending van de gevraagde gegevens nog steeds op prijs stelt. (...)”.
Bij brief van 1 september 2014 heeft belanghebbende haar verzoek gehandhaafd.
Burgemeester en wethouders van Eindhoven hebben het Wob-verzoek ingewilligd bij besluit van 15 september 2014 en daarbij aan belanghebbende drieëndertig geanonimiseerde fotokopieën van stukken toegezonden. In dit besluit is verder het volgende vermeld:
“(….) Zoals aangegeven worden legeskosten, die geschat waren op € 12,-- in totaal, in rekening gebracht.
Deze kosten bedragen conform de van toepassing zijnde Legesverordening 2014:
- beschikking op verzoek € 3,15
- fotokopieën van stukken 33 x € 0,25 € 8,25
Totaal € 11,40
Ik verzoek u dit totaal bedrag ad € 11,40 te voldoen binnen 14 dagen na ontvangst van deze beschikking op IBAN rekeningnummer: (…..)”.
De Heffingsambtenaar heeft op 25 november 2014 uitspraak op bezwaar gedaan. In de uitspraak op bezwaar is onder meer het volgende vermeld:
“(...) Ten eerste wijs ik u erop dat uw bezwaarschrift in twee delen wordt behandeld.
Uw bezwaarschrift gericht tegen de leges wordt behandeld door de heffingsambtenaar, bij dit besluit.
Uw inhoudelijke bezwaren gericht tegen het Wob verzoek worden behandeld door het college, waarvan u een separaat besluit zult ontvangen.
Ik heb besloten uw bezwaren gericht tegen de heffing van leges gedeeltelijk gegrond te verklaren.
(...)
Ten aanzien van uw bezwaargrond gericht tegen de legesheffing voor “de beschikking op verzoek” zijnde € 3,15 verklaar ik uw bezwaar gegrond.(...)”.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de vraag of aan belanghebbende de aanslag leges tot het juiste bedrag is opgelegd.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Heffingsambtenaar en, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging dan wel vermindering van de aanslag leges. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.