Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-02-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:576, 15/01247
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-02-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:576, 15/01247
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 17 februari 2017
- Datum publicatie
- 26 april 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:576
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1058
- Zaaknummer
- 15/01247
Inhoudsindicatie
Objectafbakening WOZ; samenstel. Aftrek voor gedeelte klampmuur dat niet in gebruik is bij belanghebbende.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/01247
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 30 oktober 2015, nummer BRE 14/7371, in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 28 februari 2014 (hierna: WOZ-beschikking) krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres 1] 56 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per de waardepeildatum 1 januari 2013 (hierna: de waardepeildatum), voor het belastingjaar 2014, vastgesteld op € 106.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelasting 2014 (hierna: de aanslag) bekend gemaakt. De Heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken van 3 november 2014 de bezwaren ongegrond verklaard en de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de beschikking gewijzigd en de waarde vastgesteld op € 78.000, de aanslag dienovereenkomstig verminderd en gelast dat de Heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan hem vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123.
De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd. De Heffingsambtenaar heeft geen conclusie van dupliek ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 15 december 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [A] en mevrouw [B] (taxateur).
Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.
Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, drie kopieën overgelegd van oppervlaktetekeningen van de relevante percelen.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Belanghebbende heeft bij brieven van 20 december 2016 en 25 januari 2017, door het Hof ontvangen op 20 december 2016 respectievelijk 25 januari 2017, nadere stukken ingediend. Het Hof heeft deze brieven opgevat als een verzoek tot heropening van het onderzoek als bedoeld in artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Op grond van de onder 4.1 vermelde overwegingen besluit het Hof het onderzoek niet te heropenen als bedoeld in artikel 8:68, eerste lid, van de Awb.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een woning uit 1913 met twee dakkapellen, een aanbouw en een berging/schuur. De onroerende zaak omvat de kadastrale percelen [perceel 1] en [perceel 2] .
Voorheen stond naast de woning van belanghebbende een winkelpand met huisnummer 58. Dit winkelpand is in 1974 gesloopt. Een klein gedeelte (0,23 cm breed) van het voormalige winkelpand is niet gesloopt en is verbonden met de woning van belanghebbende. De woning van belanghebbende en het niet gesloopte deel van de winkel worden gescheiden door een mandelige muur. Tegen het niet gesloopte deel van de winkel is een zogenoemde klampmuur geplaatst (0,10 cm breed).
Het perceel [perceel 2] is later door belanghebbende gekocht en is deels gelegen achter het perceel [perceel 1] en deels naast het perceel [perceel 1] , zoals blijkt uit de door belanghebbende ter zitting overgelegde oppervlaktetekeningen.
2.4.Op 16 januari 2015 heeft mevrouw [B] de woning getaxeerd op € 78.731. Zij heeft daarvan verslag gedaan via een zogenoemde matrix. Deze matrix bevat gegevens en een foto van de woning en vergelijkbare gegevens en telkens een foto van drie vergelijkingsobjecten: [adres 1] 80, [adres 2] 27 en [adres 3] 29, allen gelegen te [woonplaats] . In de matrix wordt melding gemaakt van de kadastrale percelen [perceel 1] en N 17395 met een totale oppervlakte van 143 m2. De waarde van de grond is gecorrigeerd met een bedrag van € 2.000 in verband met liggingscorrectie (3 m2). Voorts is rekening gehouden met aftrekken in verband met het ontbreken van luxe (€ 4.860), achterstallig onderhoud van de woning (€ 9.800), instortingsgevaar van een aanbouw (€ 4.700), het ontbreken van centrale verwarming (€ 5.000) en een aftrek van € 3.000 ter zake van de klampmuur.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is de Heffingsambtenaar uitgegaan van een onjuiste objectafbakening?
II. Is de waarde van de onroerende zaak, zoals door de Rechtbank is vastgesteld, te hoog?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar van de Heffingsambtenaar, wijziging van de beschikking naar een waarde van € 65.671 en dienovereenkomstige vermindering van de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.