Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-12-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:5850, 16/03461 tot en met 16/03481 en 17/00822
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-12-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:5850, 16/03461 tot en met 16/03481 en 17/00822
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 21 december 2017
- Datum publicatie
- 30 januari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:5850
- Zaaknummer
- 16/03461 tot en met 16/03481 en 17/00822
Inhoudsindicatie
Verwijzingszaak. Erflater was rekeninghouder bij KB-Lux. Geen omkering van de bewijslast. De uitspraken op bezwaar zijn gedaan ná 1 juli 2011 en vaststaat dat geen informatiebeschikking is genomen. Het Hof is van oordeel dat niet aannemelijk is dat de vereiste aangiften niet zijn gedaan. Het Hof acht aannemelijk dat erflater, mede gelet op zijn eigen verklaring, de microfiches en de stukken van KB-Lux, in de gehele periode van 1990 tot en met 2001 over de rekening bij KB-Lux met een niet meer dan bescheiden saldo heeft beschikt. Er zijn echter onvoldoende bijkomende omstandigheden die bijdragen aan het vermoeden dat erflater in de genoemde periode de beschikking heeft gehad over een aan die rekening gekoppelde onbekende spaarrekening met een aanzienlijk saldo. Het Hof verwerpt de KBL-correcties die zijn gebaseerd op modelmatige berekeningen.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03461 tot en met 16/03481 en 17/00822
Uitspraak op het hoger beroep van
De erven [belanghebbende] ,
domicilie gekozen te [plaats] ,
hierna: belanghebbenden,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 1 april 2014, nummers AWB LEE 11/1948 tot en met 11/1969, in het geding tussen
belanghebbenden,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te vermelden belastingaanslagen en beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan [belanghebbende] (hierna: erflater) zijn met dagtekening 31 december 2002 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en in de vermogensbelasting (hierna: VB) opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met een verhoging (hierna ook: boete). Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen en beschikkingen:
Belasting-soort |
Jaar |
Aanslagnummer [aanslagnummer] |
Kenmerk Hof |
Belasting (navordering) |
Boete |
Heffings-rente |
|
IB/PVV |
1990 |
H08 |
16/03461 |
ƒ |
26.479 |
13.239 |
12.437 |
VB |
1991 |
K18 |
16/03472 |
ƒ |
4.776 |
2.388 |
2.239 |
Aan erflater zijn met dagtekening 31 mei 2003 navorderingsaanslagen in de IB/PVV en in de VB opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met boetes. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen en beschikkingen:
Belasting-soort |
Jaar |
Aanslagnummer [aanslagnummer] |
Kenmerk Hof |
Belasting (navordering) |
Boete |
Heffings-rente |
|
IB/PVV |
1991 |
H18 |
16/03462 |
ƒ |
24.631 |
24.631 |
9.625 |
IB/PVV |
1992 |
H28 |
16/03463 |
ƒ |
24.499 |
24.499 |
8.117 |
IB/PVV |
1993 |
H37 |
16/03464 |
ƒ |
24.288 |
24.288 |
6.821 |
IB/PVV |
1994 |
H47 |
16/03465 |
ƒ |
17.608 |
17.608 |
4.166 |
IB/PVV |
1995 |
H57 |
16/03466 |
ƒ |
18.586 |
18.586 |
3.897 |
VB |
1992 |
K28 |
16/03473 |
ƒ |
4.912 |
4.912 |
1.916 |
VB |
1993 |
K38 |
16/03474 |
ƒ |
4.688 |
4.688 |
1.548 |
VB |
1994 |
K47 |
16/03475 |
ƒ |
4.884 |
4.884 |
1.368 |
VB |
1995 |
K57 |
16/03476 |
ƒ |
4.624 |
4.624 |
1.091 |
VB |
1996 |
K67 |
16/03477 |
ƒ |
4.630 |
4.630 |
968 |
Aan erflater zijn met dagtekening 6 juni 2003 navorderingsaanslagen in de VB opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met boetes. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen en beschikkingen:
Belasting-soort |
Jaar |
Aanslagnummer [aanslagnummer] |
Kenmerk Hof |
Belasting (navordering) |
Boete |
Heffings-rente |
|
VB |
1997 |
K77 |
16/03478 |
ƒ |
4.944 |
4.944 |
935 |
VB |
1998 |
K87 |
16/03479 |
ƒ |
5.376 |
5.376 |
842 |
VB |
1999 |
K97 |
16/03480 |
ƒ |
5.803 |
5.803 |
735 |
VB |
2000 |
K07 |
16/03481 |
ƒ |
4.564 |
4.564 |
412 |
Aan erflater zijn met dagtekening 7 juni 2003 navorderingsaanslagen in de IB/PVV opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met boetes. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen en beschikkingen:
Belasting-soort |
Jaar |
Aanslagnummer [aanslagnummer] |
Kenmerk Hof |
Belasting (navordering) |
Boete |
Heffings-rente |
|
IB/PVV |
1996 |
H67 |
16/03467 |
ƒ |
21.568 |
21.568 |
4.405 |
IB/PVV |
1997 |
H77 |
16/03468 |
ƒ |
23.100 |
23.100 |
4.372 |
IB/PVV |
1998 |
H87 |
16/03469 |
ƒ |
21.727 |
21.727 |
3.406 |
IB/PVV |
1999 |
H97 |
16/03470 |
ƒ |
31.971 |
31.970 |
4.052 |
IB/PVV |
2000 |
H07 |
16/03471 |
ƒ |
29.542 |
29.541 |
2.674 |
Aan erflater is met dagtekening 30 november 2004 een aanslag in de IB/PVV opgelegd. De aanslag is opgelegd met een boete. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende aanslag en beschikkingen:
Belasting-soort |
Jaar |
Aanslagnummer [aanslagnummer] |
Kenmerk Hof |
Belasting |
Boete |
Heffings-rente |
|
IB/PVV |
2001 |
H16 |
17/00822 |
€ |
46.751 |
12.813 |
1.181 |
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraken de (navorderings)aanslagen en de beschikkingen heffingsrente verminderd en de boetebeschikkingen vernietigd.
Belanghebbenden zijn van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbenden voor elke procedure een griffierecht geheven van € 41.
De Rechtbank heeft het beroep in de zaak met nummer 11/1959 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar in de zaak met nummer 11/1959 vernietigd, de aanslag in de IB/PVV 2001 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 97.763 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.570, de daarbij vastgestelde beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de beroepen in de overige zaken ongegrond verklaard en de Inspecteur in de zaak met nummer 11/1959 veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 1.217,50. Tevens heeft de Rechtbank de Inspecteur gelast het griffierecht in de zaak met nummer 11/1959 te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 500. De Rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat niet in alle 22 zaken, maar in totaal vijfmaal griffierecht verschuldigd is ter zake van het aanhangig maken van 22 beroepszaken en heeft de griffier gelast het teveel betaalde terug te betalen.
Tegen deze uitspraak hebben belanghebbenden hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbenden een griffierecht geheven van € 122.
Bij zijn uitspraak van 7 mei 2015, nrs. 14/00458 tot en met 14/00478,
, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.Op het beroep in cassatie van belanghebbenden heeft de Hoge Raad bij arrest van 17 juni 2016, nr. 15/02692, ECLI:NL:HR:2016:1206, het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd. Voorts heeft de Hoge Raad bij dit arrest het geding verwezen naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest (hierna: het verwijzingsarrest).
De Inspecteur heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld door het Hof, bij brief van 7 oktober 2016 geconcludeerd naar aanleiding van het verwijzingsarrest. Belanghebbenden zijn vervolgens door het Hof in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het verwijzingsarrest en op de conclusie van de Inspecteur, hetgeen zij hebben gedaan bij hun conclusie van 8 november 2016.
De zitting heeft plaatsgehad op 30 november 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbenden, bijgestaan door de heer [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C] .
Partijen hebben ieder te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Erflater was gehuwd met mevrouw [D] . Erflater is op [datum] 2006 overleden.
Op 27 oktober 2000 zijn door de Belgische autoriteiten op basis van het bepaalde in de EG-Richtlijn van 19 december 1977 (77/799/EEG) in het kader van een spontane uitwisseling van inlichtingen, gegevens inzake Nederlandse ingezetenen met een bankrekening bij de Kredietbank Luxembourg (hierna: KB-Lux) aan het Nederlandse Ministerie van Financiën verstrekt. De gegevens bestaan uit fotokopieën van afgedrukte microfiches (hierna: de microfiches), die afkomstig zijn uit de interne administratie van KB-Lux. Op de microfiches stonden onder andere de volgende regels:
"JUSTIFICATIF DES SOLDES PAR RUBRIQUES IML AU 31/01/1994
(...)
[nummer] VUE [E] - [F] [belanghebbende] - [D] 308,34”
Bij brieven van 2 april 2002 en 14 oktober 2002 heeft de Inspecteur erflater verzocht gegevens te verstrekken ten aanzien van de bankrekening(en) bij KB-Lux.
Aanvankelijk heeft erflater ontkend een rekening bij KB-Lux te hebben aangehouden.
Bij brief van 21 mei 2002 heeft de Inspecteur aan de toenmalige gemachtigde van erflater, [G] , onder meer het volgende geschreven:
“Naar aanleiding van uw telefonische reactie d.d. 17 mei in verband met mijn uitnodigingsbrief d.d. 13 mei 2002 aan dhr. [belanghebbende] (…), doe ik u hierbij de door u gevraagde informatie toekomen.
Door u werd medegedeeld dat dhr. [belanghebbende] in tegenstelling tot de ingevulde verklaring buitenlandse bankrekening, wel in het bezit is van een buitenlandse bankrekening(en).
Het adres van de door u genoemde bank is: Kredietbank S.A. Luxembourgeoise, 43, Boulevard Royal L-2955 Luxembourg.”
[G] heeft bij brief van 27 mei 2002, voor zover thans van belang, de volgende reactie aan de Inspecteur gezonden:
“In uw brief schrijft u ondermeer: “Door u werd medegedeeld dat dhr. [belanghebbende] in tegenstelling tot de ingevulde verklaring buitenlandse bankrekening, wel in het bezit is van een buitenlandse bankrekening(en).” Dit is evenwel onjuist.
Ik heb u meegedeeld dat de heer [belanghebbende] in het verleden vermoedelijk een buitenlandse rekening heeft gehad. Zo hij die heeft gehad (Hij heeft dus geen rekening meer!) is dat reeds lang geleden.”
Bij brief van 14 november 2002 heeft de toenmalige gemachtigde van erflater, [H] , de betrokkenheid van erflater bij de Luxemburgse bankrekening als volgt geschetst:
”7. Met betrekking tot de Luxemburgse bankrekening kan cliënt het volgende verklaren. Aan het eind van de tachtiger jaren en in het begin van de negentiger jaren was de situatie in China onrustig. Dat begon met de studentenopstand en het bloedbad op het Plein van de Vrede in 1989. Veel rijke mensen wilden toen uitwijken naar Europa. Dat kon alleen als zij zich als zelfstandige zouden gaan vestigen in een Europees land. Om die reden is de hulp van cliënt ingeroepen, die immers in de Chinese gemeenschap in Europa een belangrijke positie innam en veel vertrouwen genoot. Een paar rijke Chinezen hebben in die tijd via een contactpersoon aan cliënt gevraagd om hen te helpen. De bedoeling was dat zij in Luxemburg zouden proberen om een restaurant te openen, teneinde daar een verblijfsvergunning te verkrijgen. Luxemburg was in die tijd iets gemakkelijker dan Nederland. Het toeristenvisum gaf ook meer ruimte. Er zouden bedragen gestort worden op een rekening bij een Luxemburgse bank van ongeveer, omgerekend in Nederlandse valuta, 2,5 tot 3 ton per persoon. Met de betreffende contactpersoon heeft cliënt daarvoor de contacten bij de bank gelegd. Dat kan de Kredietbank Luxembourg zijn geweest.
8. Uiteindelijk is het allemaal in Luxemburg niet van de grond gekomen. Er ontstond bij de Chinezen wat onenigheid. De situatie in China verbeterde bovendien en de drang om weg te gaan verdween. Om die reden is het hele project afgeblazen.
9. Via de bedoelde contactpersoon zou cliënt wellicht verklaringen kunnen verkrijgen ter bevestiging van de voormelde gang van zaken. Hij vreest echter dat zij gevaar lopen, omdat de emigratie en de uitvoer van gelden niet was toegestaan. Dat wordt in China als een zwaar vergrijp gezien en zou ook nu nog tot vervelende consequenties voor de betrokkenen kunnen leiden. De namen van de betrokkenen zijn mij bekend, maar cliënt durft deze thans nog niet vrij te geven.
10. Cliënt kan zich niet herinneren op wiens naam de rekening bij de Luxemburgse bank is geopend. Hij begrijpt nu dat deze rekening op zijn naam moet zijn gesteld. In ieder geval werd deze rekening niet ten behoeve van cliënt geopend, maar voor zijn Chinese relaties. Voorts kan hij verklaren dat sedert het begin van de negentiger jaren, toen het project is afgeblazen, geen contacten meer met een bank in Luxemburg of een andere buitenlandse bank hebben plaats gevonden.
11. Cliënt zal nu nog trachten om informatie van de Kredietbank Luxembourg te krijgen over de gang van zaken met betrekking tot de rekening. Hij neemt aan dat daarmee bevestiging kan worden verkregen van hetgeen hiervoor is gemeld. Na ontvangst van nadere informatie van cliënt, zal ik u daarover berichten.”
De Inspecteur heeft bij de onderhavige (navorderings)aanslagen inkomen of vermogen in verband met de Luxemburgse bankrekening in aanmerking genomen (hierna: KBL-correcties). De hoogte van de KBL-correcties zijn niet gebaseerd op het op de microfiches vermelde saldo maar op modelmatige berekeningen.
Bij brief van 6 mei 2011 heeft de huidige gemachtigde [B] stukken van de KB-Lux van 2 februari 2011 gevoegd. Hierop staat onder andere:
“ (KBL) *** DUPLICATA *** DATE D’EDITION : 27/12/2010
RELEVE DES MOUVEMENTS COMPTABLES DU 01/01/2000 AU 12/11/2002 PAGE : 1
52-280010-17 USD VUE
Libelle |
montant |
Valeur |
|
Ancien solde au 31-12-1999 |
4,14- |
||
Agios as at 31/12/1999 |
4,97- |
31/12/1999 |
|
Solde au 03/01/2000 |
9,11- |
||
Domiciled mail fees-vat (15%) includes |
39,77- |
29/12/2000 |
|
Solde au 29/12/2000 |
48,88- |
||
Agios as at 31/12/2000 |
4,62- |
31/12/2000 |
|
Solde au 02/01/2001 |
53,20- |
||
Agios as at 31/03/2001 |
1,27- |
31/03/2001 |
|
Solde au 02/04/2001 |
54,77- |
||
Agios as at 30/06/2001 |
1,12- |
30/06/2001 |
|
Solde au 02/07/2001 |
55,89- |
||
Domiciled mail fees-vat (15%) included |
38,04- |
28/12/2001 |
|
Solde au 28/12/2001 |
93,93- |
||
Agios as at 31/12/2001 |
4,38- |
31/12/2001 |
|
Solde au 02/01/2002 |
98,31- |
||
Agios as at 31/03/2002 |
1,40- |
31/03/2002 |
|
Solde au 02/04/2002 |
99,71- |
||
Agios as at 30/06/2002 |
1,43- |
30/06/2002 |
|
Solde au 01/07/2002 |
101,14- |
||
Agios as at 30/09/2002 |
1,45- |
30/09/2002 |
|
Solde au 01/10/2002 |
102,59- |
||
Controle du courrier domicilie |
102,59+ |
05/11/2002 |
|
Solde au 04/11/2002 |
0,00+- |
Bij brief van 16 juni 2011 heeft de Inspecteur de gronden voor zijn uitspraken op de bezwaren kenbaar gemaakt. Die uitspraken hielden in dat de (navorderings)aanslagen zijn verminderd en voorts de boetebeschikkingen zijn vernietigd in verband met het overlijden van erflater. De uitspraken op bezwaar (de verminderingsbeschikkingen) hebben alle de dagtekening 18 juli 2011.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de (navorderings)aanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Belanghebbenden hebben de gronden waarop deze (navorderings)aanslagen worden bestreden beperkt tot de volgende vragen:
I. Is sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast?
II. Zijn de door de Inspecteur in aanmerking genomen KBL-correcties te hoog?
De berekeningsmethodiek van de KBL-correcties als zodanig bestrijden belanghebbenden niet.
Belanghebbenden zijn van mening dat vraag I ontkennend en vraag II bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbenden concluderen tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar, tot vernietiging van de navorderingsaanslagen en de daarbij genomen beschikkingen heffingsrente en tot vermindering van de aanslag in de IB/PVV 2001 en de daarbij opgelegde beschikking heffingsrente. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.