Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-02-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:703, 15/01238

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-02-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:703, 15/01238

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 februari 2017
Datum publicatie
1 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:703
Zaaknummer
15/01238

Inhoudsindicatie

Ten onrechte een betaalverzuimboete opgelegd ten aanzien van niet(-tijdig) betaalde termijnen van een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting. Het in een intern memo vervatte beleid van de Belastingdienst strookt niet met de bedoeling van de wetgever zoals volgend uit de parlementaire geschiedenis. Van bevoegdheidsuitoefening overeenkomstig het voornoemde memo kan, voor zover die verder gaat dan hetgeen de wetgever aan de Ontvanger heeft willen toekennen, geen sprake zijn. De Ontvanger heeft niet onderbouwd waarom belanghebbende als notoire wanbetaler, zoals beschreven in de parlementaire geschiedenis, kan worden aangemerkt. Het enkele niet-betalen van de eerste nadere voorlopige aanslag maakt van belanghebbende geen notoire wanbetaler.

Het Hof overweegt ten overvloede dat, gelet op de omstandigheden van het geval, de Ontvanger niet zonder schending van het zorgvuldigheidsbeginsel kon overgaan tot oplegging van de onderhavige boete.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01238

Uitspraak op het hoger beroep van

de ontvanger van de Belastingdienst,

hierna: de Ontvanger

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 13 oktober 2015, nummer AWB 14/6023, in het geding tussen

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en

de Ontvanger,

betreffende de hierna vermelde beschikking

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 4 februari 2014 op grond van artikel 63b van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) bij beschikking een boete in verband met een betaalverzuim opgelegd. De boetebeschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Ontvanger gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar alsmede de boetebeschikking vernietigd, de Ontvanger veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.224 en gelast dat de Ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 328 aan deze vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Ontvanger hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 1 december 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , verbonden aan [B] BV te [C] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Ontvanger, de heer [D] , mevrouw [E] en mevrouw [F] .

1.5.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Met dagtekening 31 januari 2013 is aan belanghebbende opgelegd een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2013, aanslagnummer [aanslagnummer] .V.30.0112, naar een te betalen bedrag van € 34.401. Als gevolg van een door belanghebbende gedaan wijzigingsverzoek is met dagtekening 13 juli 2013 een nadere voorlopige aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2013 opgelegd, aanslagnummer [aanslagnummer] .V.31.0112, naar een te betalen bedrag van € 68.099 (hierna: de eerste nadere voorlopige aanslag). Voorts zijn met dagtekening 30 november 2013, 1 februari 2014 en 25 oktober 2014 aan belanghebbende nadere voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting 2013 opgelegd.

2.2.

Met betrekking tot de eerste nadere voorlopige aanslag heeft de Ontvanger op 13 november 2013 een betalingsachterstand geconstateerd. Het te betalen bedrag van deze voorlopige aanslag diende ineens binnen één maand na dagtekening dan wel in vijf termijnen vóór 31 december 2013 te zijn voldaan. Omdat belanghebbende niet voor de eerste vervaltermijn had betaald, heeft de Ontvanger verondersteld dat belanghebbende heeft gekozen voor betaling in termijnen. De door de ontvanger op 13 november 2013 geconstateerde betalingsachterstand bedroeg € 54.479,20.

2.3.

Met dagtekening 21 december 2013 is de eerste nadere voorlopige aanslag als gevolg van een door belanghebbende ingediend verzoek verminderd tot nihil.

2.4.

Met dagtekening 4 februari 2014 is aan belanghebbende een boetebeschikking opgelegd in verband met het onder 2.2 bedoelde betalingsverzuim. De boete bedraagt € 2.723.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de boetebeschikking terecht en tot het juiste bedrag is vastgesteld.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Ontvanger is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Ontvanger concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, bevestiging van de uitspraak op bezwaar en instandhouding van de boetebeschikking.

4 Gronden

5 Beslissing