Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-02-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:706, 16/00090

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-02-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:706, 16/00090

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 februari 2017
Datum publicatie
1 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:706
Zaaknummer
16/00090

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Naheffingsaanslag wordt vernietigd. Het Hof is van oordeel dat de bestuurster aansluitend aan het parkeren van de auto onafgebroken bezig is geweest met het betalen van parkeerbelasting.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/00090

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de Rechtbank) van 8 oktober 2015, nummer AWB 15/4697 in het geding tussen

belanghebbende,

en

De directeur der gemeentebelastingen Den Haag

hierna: de Heffingsambtenaar,

inzake de na te melden naheffingsaanslag, aanslagnummer [aanslagnummer] , in de parkeerbelastingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is ter zake van parkeren op 17 maart 2015 te Den Haag een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Den Haag opgelegd ten bedrage van € 61,10, bestaande uit € 2,10 aan parkeerbelasting en € 59 aan kosten ter zake van die naheffingsaanslag (hierna: de naheffingsaanslag).

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 9 januari 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [A] .

1.5.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.

2.1.

Op dinsdag 17 maart 2015 om 17.26 uur stond de auto van belanghebbende met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) geparkeerd aan de Aert van der Goesstraat, ter hoogte van perceelnummer 12, te Den Haag. Op deze plaats mocht met een geldige parkeervergunning dan wel met een geldig parkeerkaartje worden geparkeerd. De echtgenote van belanghebbende (hierna: de echtgenote) had de auto daar geparkeerd.

2.2.

Tijdens een controle op genoemd tijdstip heeft de parkeercontroleur vast gesteld dat er in de auto geen geldige parkeervergunning of parkeerkaartje aanwezig was. Naar aanleiding daarvan is aan belanghebbende, als kentekenhouder, om 17.26 uur de naheffingsaanslag opgelegd.

2.3.

De parkeercontroleur heeft op 17 maart 2015 om 17.27 uur in haar handterminal het volgende genoteerd:

“-geen ticket.nba.geen verg.”

Om 17.35 uur heeft zij het volgende in haar handterminal genoteerd:

“best komt achteraf naar mij toe. best liet kleingeld zien en zei dat ze geen betaalpas had. ze vertelde dat ze een pin van iemand ging halen. een person heeft achteraf nog een kaartje gehaald voor de bestuurder. Ik heb de bon aangezegd (…)”.

2.4.

De echtgenote heeft een op 17 maart 2015 om 17.29 uur geprint parkeerkaartje overgelegd.

2.5.

De Heffingsambtenaar heeft een op 14 mei 2015 opgemaakte ambtsedige verklaring van de controleur overgelegd die luidt als volgt:

“(…) Ik heb voor het printen van de naheffingsaanslag naar de parkeerautomaat gekeken en heb niemand gezien of gesproken. Ik heb daarna mijn werkzaamheden hervat.

Na ongeveer 10 minuten kwam een vrouw naar mij toe en vertelde dat zij de bestuurder was van het hierboven genoemde voertuig. Ik hoorde de bestuurder zeggen dat zij geen betaalpas bij zich had. De bestuurder had alleen kleingeld bij zich. De bestuurder vertelde aan mij dat zij een betaalpas bij een voor mij onbekend persoon ging halen. Deze persoon die wel een betaalpas bij zich had, heeft achteraf een parkeerticket voor de bestuurder gehaald. Ik heb de bestuurder de naheffingsaanslag aangezegd en verteld dat zij in bezwaar kon gaan. (…).”

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:

Heeft de Heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht opgelegd.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vernietiging van de naheffingsaanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing