Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-01-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:78, 15/01121
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-01-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:78, 15/01121
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 12 januari 2017
- Datum publicatie
- 16 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:78
- Zaaknummer
- 15/01121
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting; aftrek van voorbelasting; omdat de advocaatkosten naar het oordeel van het Hof geen verband houden met de onderneming van belanghebbende, is de met de advocaatkosten in rekening gebrachte omzetbelasting niet aftrekbaar.
Uitspraak
Kenmerk 15/01121
12 januari 2017
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 19 augustus 2015 in de zaak met nummer AWB 15/1125 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 25 augustus 2014 over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd van € 5.240. Gelijktijdig is bij beschikking € 447 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 16 januari 2015 de naheffingsaanslag verminderd tot € 5.125 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 19 augustus 2015 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen op 14 september 2015 hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft bij brief van 27 oktober 2016 een conclusie van repliek ingediend. Deze is in kopie aan de inspecteur gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak – voor zover in hoger beroep relevant – de volgende feiten vastgesteld:
“2.1. Belanghebbende exploiteert onder de naam [A] , in de vorm van een eenmanszaak, een administratiekantoor. Naast eigenaar van het administratiekantoor is belanghebbende enig bestuurder van Stichting [Hof: Administratiekantoor] [B] (hierna: Stichting [B] ).
Door Stichting [B] is met dagtekening 31 mei 2011 een factuur uitgereikt aan [A] (hierna: de factuur). De factuur luidt, voor zover van belang, als volgt:
“ Doorbelaste juridische advieskosten 2007 tot en met 2011.
€ 20.000,00
BTW 19% € 3.800,00
Totaal te voldoen € 23.800,00
Gelieve bovenstaand bedrag over te maken op postbankrekeningnr. [nummer 1] , en [rechtbank: bedoeld zal zijn: ten] name van de Stichting [B] te [woonplaats] , onder vermelding van het declaratienummer [declaratienummer] ”
Belanghebbende heeft de hem bij de factuur in rekening gebrachte omzetbelasting in vooraftrek gebracht.”
Nu partijen tegen de feitenvaststelling van de rechtbank geen bezwaren hebben aangevoerd, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt daaraan de volgende toe.
Bij belanghebbende is in maart 2014 een boekenonderzoek uitgevoerd. Onderzocht is daarbij onder andere de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012. Het van dit onderzoek opgemaakte rapport d.d. 8 juli 2014 luidt – voor zover van belang – als volgt:
“1.1 Het onderzoek
(…)
Het onderzoek is mondeling aangekondigd naar aanleiding van het lopende onderzoek bij stichting administratiekantoor [B] waarvan [belanghebbende] [Hof: belanghebbende] de enige bestuurder is. Tijdens het genoemde onderzoek is gebleken dat er veel verwevenheid is tussen de stichting en het administratiekantoor van [belanghebbende] . Overboekingen m.b.t. kosten over en weer vinden dan ook regelmatig plaats.
Niet altijd is even duidelijk wat de zakelijke achtergrond is van de overboeking.
(…)
Kosten
Algemene kosten
Door mij zijn de kosten nagelopen. Behoudens de hieronder genoemde bijzondere kosten worden vaak posten opgevoerd waarvan het zakelijke karakter ontbreekt of in het geheel niet duidelijk is. Het ene jaar is het meer dan het andere jaar.
(…).
Bijzondere lasten
Door belastingplichtige zijn gelden belegd bij [C] en [D] . Op deze beleggingen zijn verliezen geleden. Daarnaast is er een advocaat ingeschakeld i.v.m. het voeren van een procedure tegen [C] .
De volgende kosten zijn zakelijk geboekt:
2010: volgens grootboekrekening 4600 verlies op [D] € 5.766
2010: aandelenverlies [C] € 20.233
2011: advocaatkosten € 20.000 excl. OB
De advocaatkosten zijn in eerste instantie geboekt bij Stichting administratiekantoor [B] . Door deze stichting zijn de kosten nagenoeg conform het totaal van de facturen gefactureerd aan belastingplichtige.
De gelden die zijn belegd zijn geen bedrijfsvermogen. In het verleden (in ieder geval vanaf 1 januari 2008) zijn deze door belastingplichtige niet als bedrijfsvermogen opgenomen. (…)
5 Omzetbelasting
De controleberekeningen omzetbelasting sluiten aan met de financiële administratie.
Zoals eerder in het rapport is opgenomen worden een aantal posten zakelijk geboekt die geen zakelijk karakter hebben.
De omzetbelasting[belasting] in deze posten wordt d.m.v. een naheffingsaanslag gecorrigeerd.
Correcties omzetbelasting
2009 € 492
2010 € 473
2011 € 4.275
2012 € 924
(…)”
De inspecteur heeft met dagtekening 25 augustus 2014 over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 – conform de uitkomst van het voormelde boekenonderzoek – de in geding zijnde naheffingsaanslag omzetbelasting ten bedrage van € 5.240 opgelegd.
In hoger beroep heeft belanghebbende een vonnis overgelegd van 2 maart 2011 van de rechtbank Breda, sector Kanton, locatie Bergen op Zoom, met nr. [nummer 2] , waarin onder meer de volgende feiten zijn vastgesteld.
In de periode van 16 oktober 1997 tot en met 17 november 2000 heeft belanghebbende twaalf overeenkomsten tot effectenlease ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld en (de rechtsvoorganger van) [C] BV (hierna: [C] ) als wederpartij. Op grond van deze overeenkomsten was belanghebbende gehouden maandtermijnbedragen te betalen aan [C] .
Belanghebbende heeft genoemde overeenkomsten voortijdig beëindigd. [C] heeft daarop eindafrekeningen opgesteld met een totaalbedrag van € 71.860,43, welke eindafrekeningen belanghebbende onbetaald heeft gelaten.
Bij voormeld vonnis heeft de kantonrechter belanghebbende veroordeeld een bedrag van € 20.233,03 aan [C] te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente.
De door de rechtbank in 2.2 vermelde ‘doorbelaste juridische advieskosten 2007 tot en met 2010’ (hierna: de advocaatkosten) hebben uitsluitend betrekking op voormelde civiele procedure.