Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-03-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1053, 20-000657-16
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-03-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1053, 20-000657-16
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 13 maart 2018
- Datum publicatie
- 13 maart 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:1053
- Zaaknummer
- 20-000657-16
Inhoudsindicatie
Fiscale fraudezaak. Strafmaatappel. Veroordeling ter zake van het opdracht geven aan omzetbelastingfraude tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft over twee kwartalen nihilaangiften laten doen, terwijl zijn B.V. wel degelijk omzetbelasting was verschuldigd. Daardoor is een belastingnadeel van € 315.044,00 geleden. Verdachte heeft aangevoerd dat hij het voornemen had om later met suppletieaangiften alsnog de verschuldigde belasting te voldoen. Het later, door middel van een zogenoemde suppletieaangifte, melden dat de eerder gedane aangiften onjuist waren brengt echter niet met zich dat die eerdere onjuiste aangiften alsnog juist worden. In die zin doet het vermeende voornemen van verdachte tot het doen van een suppletieaangifte niet af aan het laakbare van zijn handelen.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000657-16
Uitspraak : 13 maart 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 30 juni 2015 in de strafzaak met parketnummer 03-993137-13 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum in het jaar] 1961,
wonende te [woonadres] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden ter zake van ‘opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen begaan, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot de feiten opdracht heeft gegeven en terwijl hij feitelijke leiding aan de verboden gedragingen heeft gegeven’.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman van de verdachte heeft primair verzocht om het onderzoek aan te houden, teneinde deze zaak gelijktijdig te berechten met een bij dit hof aanhangige faillissementsfraudezaak tegen de verdachte. Subsidiair is door de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Verzoek tot aanhouding van het onderzoek
De raadsman van de verdachte heeft een aanhoudingsverzoek gedaan. Daaraan is ten grondslag gelegd dat in hoger beroep eveneens een faillissementsfraudezaak tegen de verdachte bij dit hof aanhangig is en dat de verdediging het in het belang van de verdachte noodzakelijk acht dat die zaak gelijktijdig, doch niet gevoegd, met de onderhavige zaak zal worden berecht.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Aangezien het verzoek eerst uitdrukkelijk ter terechtzitting van 27 februari 2018 bij pleidooi is gedaan en vervolgens het onderzoek ter terechtzitting door het hof is gesloten, verstaat het hof het door de verdediging gedane verzoek om aanhouding als een verzoek tot heropening van het onderzoek. Eerst na een eventuele heropening kan immers alsdan het onderzoek ter terechtzitting worden geschorst teneinde te bewerkstelligen wat de verdediging wenst: gelijktijdige berechting met een andere openstaande zaak.
De verdachte is op 3 mei 2017 bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, onder parketnummer 01-997600-15 ter zake van faillissementsfraude veroordeeld. In het hoger beroep van die zaak, dienend onder parketnummer 20-001563-17, zijn onderzoekswensen ingediend, bestaande uit het horen van getuigen. Het hof is ambtshalve bekend met de omstandigheid dat die zaak nog niet gereed is voor inhoudelijke behandeling. Daarnaast is de zaak aangebracht bij de faillissementsfraudekamer van dit gerechtshof, terwijl de onderhavige zaak dient voor de fiscale fraudekamer.
Daargelaten dat uit het voorgaande volgt dat er tegen gelijktijdige behandeling praktische bezwaren zijn, is op grond van hetgeen de verdediging heeft aangevoerd onvoldoende gebleken dat de verdachte daarbij een rechtens te respecteren belang heeft. Dat geldt temeer nu de faillissementsfraudekamer, die te zijner tijd eindarrest zal wijzen in de andere zaak contra verdachte, in geval van een veroordeling op grond van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening dient te houden met de hierna in het dictum te geven beslissingen.
Het hof is van oordeel, mede bezien de ouderdom van de onderhavige zaak en gelet op het feit dat de zaak reeds tweemaal op verzoek van de verdediging is aangehouden (ter zitting van 20 juni 2017 en ter zitting van 5 december 2017), dat het belang dat de samenleving heeft bij een doeltreffende en spoedige berechting alsmede het belang van een goede organisatie van de rechtspleging, in casu dient te prevaleren.
Mitsdien zal het hof het verzoek tot heropening van het onderzoek afwijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het bestreden vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
de besloten vennootschap [naam vennootschap] , handelend onder de naam [handelsnaam] B.V., in elk geval een rechtspersoon, op of omstreeks 30 april 2012 en/of op of omstreeks 31 juli 2012, in elk geval op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 april 2012 tot en met 31 juli 2012 te Velden en/of Venlo en/of Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- een (elektronische) aangifte voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 op naam van [naam vennootschap] B.V. en/of
- een (elektronische) aangifte voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal 2012 op naam van [naam vennootschap] B.V.,
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft laten doen,
bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst (kantoor Venlo),
hebbende die onjuistheid en/of onvolledigheid hierin bestaan – zakelijk weergegeven – dat op voornoemde aangifte(n), (telkens) ten onrechte geen omzet werd vermeld (een zogenaamde nihilaangifte),
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
de besloten vennootschap [naam vennootschap] , handelend onder de naam [handelsnaam] B.V.,
op 30 april 2012 te Velden en/of Apeldoorn, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een elektronische aangifte voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 op naam van [naam vennootschap] B.V.
en
op 31 juli 2012 te Velden en/of Apeldoorn, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een elektronische aangifte voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal 2012 op naam van [naam vennootschap] B.V.,
telkens onjuist heeft laten doen bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst,
hebbende die onjuistheid hierin bestaan dat op voornoemde aangiften ten onrechte geen omzet werd vermeld (een zogenaamde nihilaangifte),
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
tot welke feiten hij, verdachte, telkens opdracht heeft gegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Roermond, dossiernummer 51380, op ambtseed respectievelijk ambtsbelofte opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD te Roermond, afgesloten d.d. 31 oktober 2013, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften van de Belastingdienst/FIOD met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-314.
Met betrekking tot het bewezen verklaarde volstaat het hof, gelet op de bekennende verklaring van verdachte daaromtrent, met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
1.
Het geschrift, inhoudende een schermprint met aangiftegegevens van de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2012 ten name van [naam vennootschap] B.V., dossierpagina 28.
2.
De geschriften, inhoudende schermprinten met aangiftegegevens van de aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2012 ten name van [naam vennootschap] B.V., dossierpagina’s 29 en 313.
3.
Een geschrift d.d. 26 april 2013, opgemaakt door [belastingambtenaar 1] , ambtenaar van de Belastingdienst, onderdeel Centrale administratie, inhoudende de ambtsedige verklaring van voornoemde ambtenaar dat over het 1e en 2e kwartaal van 2012 aangiften omzetbelasting betreffende [naam vennootschap] B.V. elektronisch zijn binnengekomen op de computersystemen van de Belastingdienst, dossierpagina’s 19-20.
4.Het proces-verbaal van verhoor van 4 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Roermond, inhoudende de verklaring van getuige [belastingambtenaar 2] inzake de bevindingen van het jegens [naam vennootschap] B.V. ingestelde boekenonderzoek, dossierpagina’s 78-83.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van 18 juni 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] , opsporingsambtenaar van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Roermond, inhoudende de verklaring van getuige [boekhouder] ter zake van het in opdracht van de verdachte namens [naam vennootschap] B.V. doen van aangiften omzetbelasting in 2012, dossierpagina’s 84-90.
6.
De processen-verbaal van verhoor van 28 mei 2013, 29 mei 2013, 31 mei 2013 en 20 juni 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Roermond, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte [verdachte] ter zake van het bewezen verklaarde, kort gezegd het opdracht geven tot het opzettelijk doen van een onjuiste belastingaangifte, begaan door [naam vennootschap] B.V., meermalen gepleegd, dossierpagina’s 49-76.
7.
De processen-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzittingen van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 juni 2017 en 27 februari 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte [verdachte] ter zake van het bewezen verklaarde, kort gezegd het opdracht geven tot het opzettelijk doen van een onjuiste belastingaangifte, begaan door [naam vennootschap] B.V., meermalen gepleegd.
Bewijsoverweging
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, begaan door een rechtspersoon, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven en hij tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
A.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, gelijk aan de straf waartoe de rechtbank hem heeft veroordeeld.