Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-03-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1136, 16/03788
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-03-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1136, 16/03788
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 15 maart 2018
- Datum publicatie
- 23 maart 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:1136
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2016:4901, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 16/03788
Inhoudsindicatie
Verhuurderheffing. Koppeling tussen de verhuurderheffing en de mogelijkheid om die heffing door middel van huurverhoging te compenseren minder direct dan belanghebbende stelt. Geen individuele en buitensporige last; geen inbreuk op het recht van eigendom. Geen strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03788
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 4 augustus 2016, nummer BRE 15/4487, in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te vermelden voldoening op aangifte.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op 18 september 2014 aangifte gedaan van de door haar over het belastingjaar 2014 verschuldigde verhuurderheffing. Het desbetreffende aangiftebiljet vermeldt als zodanig een bedrag van € 2.353.562 en dit bedrag is voldaan op 30 september 2014. Naar aanleiding van het door haar bij schrijven van 3 november 2014 gemaakte bezwaar tegen dit op aangifte voldane bedrag is bij uitspraak op bezwaar teruggaaf verleend tot een bedrag van € 26.146.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 503. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 24 januari 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , belastingadviseur te [B] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C] .
De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:
Belanghebbende is een woningbouwvereniging en is eigenaar van meer dan 10 huurwoningen waarvan de huurprijs niet hoger is dan het bedrag bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag. Zij heeft een aangifte verhuurderheffing 2014 ingediend naar een te betalen bedrag van € 2.353.562. De aangifte betrof 3.720 objecten met een totale WOZ-waarde van € 619.398.000.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen voormelde voldoening op aangifte. In de uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de grondslag (de in 2.1 vermelde WOZ-waarde) verminderd met € 6.854.000 (vanwege de eliminatie van een 60-tal zorgwoningen), waardoor een teruggave van de op de aangifte voldane verhuurderheffing is verleend tot een bedrag van € 26.146. Deze vermindering is bij beschikking geformaliseerd.
In 2014 bedroeg de inkomensafhankelijke huurverhoging die belanghebbende zou hebben kunnen doorvoeren € 593.015. In het bezwaarschrift is vermeld dat de daadwerkelijk doorgevoerde inkomensafhankelijke huurverhoging € 205.684 bedraagt. Verdere gegevens over de financiële situatie van belanghebbende (zoals resultaat en eigen vermogen) zijn niet overgelegd. De gemachtigde heeft bij de Rechtbank desgevraagd verklaard dat belanghebbende geen verlies lijdt en dat de continuïteit van de onderneming door de verhuurderheffing niet in gevaar komt.
Het Hof voegt hieraan het volgende toe:
Ter zitting bij het Hof heeft gemachtigde bevestigd dat belanghebbende in het onderhavige jaar een positief resultaat heeft behaald van ongeveer € 5,7 miljoen.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (hierna: Wmw II) in strijd is met:
(i) artikel 1 van het Eerste Protocol (hierna: EP) bij het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), omdat een redelijke en proportionele verhouding (‘fair balance’) op het niveau van de regeling ontbreekt;
(ii) artikel 1 EP bij het EVRM, omdat een redelijke en proportionele verhouding (‘fair balance’) op het niveau van het individuele belang ontbreekt;
(iii) artikel 14 EVRM en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (hierna: IVBPR).
Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend; de Inspecteur beantwoordt deze vragen in tegengestelde zin.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar, en teruggave van de op aangifte voldane verhuurderheffing. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.