Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-03-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1171, 16/03827

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-03-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1171, 16/03827

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
15 maart 2018
Datum publicatie
24 mei 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:1171
Formele relaties
Zaaknummer
16/03827

Inhoudsindicatie

Belanghebbende verkoopt in 2011 aanmerkelijk belangaandelen. Het Hof verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar en oordeelt tevens dat de overdrachtsprijs, de verkrijgingsprijs en het vervreemdingsvoordeel door de Inspecteur juist zijn berekend. In de aangifte IB/PVV over het jaar 2013 kan belanghebbende geen negatief vervreemdingsvoordeel in aanmerking nemen. Tenslotte oordeelt het Hof dat de navorderingsaanslag 2011 niet in stand kan blijven omdat er geen sprake is van kwade trouw of een kenbare fout en omdat een nieuw feit ontbreekt.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/03827

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [plaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 30 september 2016, nummer BRE 15/1250 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna te noemen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag (hierna: de aanslag) in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een verzamelinkomen van € 4.747.273, bestaande uit een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 188.718, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 4.555.552 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.003, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 29 november 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord als gemachtigde van belanghebbende, de heer [A] van Administratiekantoor [A] te [plaats] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [B] , [C] en [D] . Ter zitting zijn de zaken met kenmerk 16/03827 tot en met 16/03830 en 17/00648 gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld.

1.7.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en deze is door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij verstrekt. Door de Inspecteur is ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan zijn overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.8.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Op 1 mei 2013 dient belanghebbende zijn aangifte IB/PVV over het jaar 2011 in. De aanslag is met dagtekening 11 april 2014 opgelegd conform de ingediende aangifte.

2.2.

Belanghebbende heeft door middel van zijn brief met dagtekening 28 juli 2014 bezwaar aangetekend tegen de aanslag. Bij uitspraak op bezwaar gedagtekend 9 februari 2015 verklaart de Inspecteur belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende ontvankelijk is in zijn bezwaar tegen de aanslag. Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing