Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-03-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1395, 15/01248
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-03-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1395, 15/01248
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 30 maart 2018
- Datum publicatie
- 4 mei 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:1395
- Zaaknummer
- 15/01248
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft geparkeerd in een gebied waarin parkeerbelasting verschuldigd is en zij heeft voor dit parkeren een dagkaart gekocht. De tekst op de dagkaart bevat een nadere regel met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelasting. Belanghebbende heeft niet aan de letterlijke tekst van onderhavige regel voldaan. De Heffingsambtenaar heeft verklaard dat een vastgestelde schending van de regel eerst na een door de opsporingsambtenaar toegepaste redelijkheidstoets tot naheffing van parkeerbelasting leidt.
Het Hof acht in onderhavig geval aannemelijk dat belanghebbende, zonder misbruik van de dagkaart, de door haar verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan. De naheffingsaanslag is daarom ten onrechte opgelegd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/01248
Uitspraak op het hoger beroep van
mevrouw [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 23 november 2015, nummer SHE 15/1092, in het geding tussen
belanghebbende
en
de Heffingsambtenaar van de gemeente Valkenswaard,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende na te noemen naheffingsaanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 29 januari 2015 en onder aanslagnummer [aanslagnummer] een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd.
Na daartegen gemaakt bezwaar is de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Op 10 februari 2017 is het hoger beroep ter zitting behandeld door een enkelvoudige belastingkamer van het Hof. Aldaar is toen de Heffingsambtenaar in persoon verschenen en gehoord. Belanghebbende en haar gemachtigde zijn, met kennisgeving aan het Hof, niet verschenen. Ter zitting heeft de Heffingsambtenaar het bewijs van publicatie van de Verordening parkeerbelastingen 2015 (hierna: de Verordening) overgelegd.
Het Hof heeft aan het slot van de zitting het onderzoek gesloten.
Van hetgeen ter zitting van het Hof is voorgevallen is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
Bij brief van 21 februari 2017 heeft het Hof het onderzoek heropend. Het Hof heeft daarbij nadere vragen gesteld aan de Heffingsambtenaar.
De Heffingsambtenaar heeft deze vragen beantwoord bij brief van 20 maart 2017. Deze brief (inclusief bijlagen) is in afschrift aan belanghebbende gestuurd. Belanghebbende heeft bij brief van 24 maart 2017 gereageerd. Deze reactie is in afschrift aan de Heffingsambtenaar gestuurd.
De Heffingsambtenaar heeft een nader stuk ingediend, gedateerd 27 maart 2017, dat eveneens in afschrift aan belanghebbende is verstrekt.
Bij brief van 28 juni 2017 heeft het Hof, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 8:10, tweede lid, van de Awb, aan partijen meegedeeld dat de onderhavige procedure naar een meervoudige belastingkamer van het Hof wordt verwezen. Het Hof heeft in dat kader aan partijen gevraagd of zij behoefte hebben aan een nadere behandeling van de procedure ter zitting.
Beide partijen hebben vervolgens toestemming verleend voor afdoening van de procedure zonder nadere zitting.
Het Hof heeft partijen bij brief van 18 januari 2018 geïnformeerd over het sluiten van het onderzoek en heeft een schriftelijke uitspraak binnen zes weken aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Aan belanghebbende is op 29 januari 2015 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ter zake van het, op die dag, parkeren van een voertuig met kenteken [kenteken] , op een parkeerplaats aan de Oranje Nassaustraat (centrumgebied) te Valkenswaard .
Op de tot de gedingstukken behorende kopie van het biljet van de naheffingsaanslag staat de opmerking dat geen geldig parkeerticket was aangebracht.
Belanghebbende heeft een “Dagkaart parkeren centrumgebied” gekocht bij het nabij gelegen verzorgingshuis. Zij heeft deze dagkaart in kopie overgelegd. Op deze dagkaart zijn de datum, het kenteken van haar voertuig en de locatie (verzorgingshuis “De Bogen”, gelegen aan de Oranje Nassaustraat) ingevuld. Onder het eerste cijfer van de datum is een overschreven teken te zien. Op de dagkaart is vermeld dat wijzigingen of doorhalingen de kaart ongeldig maken.
Tot de stukken behoort een e-mail van belanghebbende aan haar gemachtigde. In deze e-mail staat, voor zover hier van belang:
“ Ik heb via het tehuis waar mijn moeder woont (de Bogen) een parkeerbonnetje gekocht en dat ingevuld. Ik was per ongeluk met het kenteken begonnen (6) maar op tijd gezien dat er de datum moest komen, dus maar duidelijk een 2 van gemaakt.”
De gemeentelijk opsporingsambtenaar van de Gemeente Valkenswaard maakte op 5 februari 2015 een aanvullend proces-verbaal op met de volgende tekst:
“Op donderdag 29 januari 2015, omstreeks 14.47 uur, schreef ik verbalisant [A] , een fiscale naheffingsaanslag uit voor het voertuig voorzien van het kenteken [kenteken] (…) op de Oranje Nassaustraat in de Gemeente Valkenswaard . Ik, verbalisant [A] , zag dat een bezoekersdagkaart centrum voorzien van het nummer 193811 achter de voorruit lag. Ik verbalisant [A] zag dat er een doorhaling was toegebracht aan de bezoekersdagkaart centrum voorzien van het nummer 193811. Ik verbalisant [A] zag namelijk dat bij de datum in het eerste vakje een 2 stond met daar onder vermoedelijk het getal 0. (…)”.
Niet in geschil is dat de Oranje Nassaustraat te Valkenswaard een parkeerplaats is waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Heffingsambtenaar bevestigend.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van de zitting van de enkelvoudige kamer van het Hof opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van haar hoger beroep en tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak van de Heffingsambtenaar en de naheffingsaanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.