Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-04-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1541, 17/00068

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-04-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1541, 17/00068

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
5 april 2018
Datum publicatie
25 mei 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:1541
Formele relaties
Zaaknummer
17/00068

Inhoudsindicatie

BPM.

Wederom heeft de inspecteur geen verweerschrift ingediend. Gelet op eerdere uitspraken, ziet het Hof thans aanleiding hieraan consequenties te verbinden, namelijk een proceskostenvergoeding van € 500.

Art. 8, lid 8, Uitv. reg. BPM (toonplicht) is niet in strijd met het recht. Wel moet de inspecteur bij het uitoefenen van zijn controlerecht, te weten het bepalen van de locatie waar de auto moet worden getoond, rekening houden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

In het onderhavige geval oordeelt het Hof dat de kosten die belanghebbende moet maken om de auto op de locatie te Soesterberg te tonen, afgezet tegen de hoogte van de naheffingsaanslag verhoudingsgewijs dermate hoog zijn, dat het disproportioneel moet worden geacht om belanghebbende op te roepen om de auto in Soesterberg te tonen.

Dat neemt niet weg dat de bewijslast ten aanzien van waardevermindering in verband met schade op belanghebbende blijft rusten. Het Hof ziet aanleiding de waardevermindering in verband met schade in goede justitie vast te stellen op € 3.500.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00068

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 22 december 2016, nummer BRE 15/7963, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna te noemen naheffingsaanslag en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft in december 2014 aangifte gedaan voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) ter zake van de registratie in het kentekenregister van een [automerk] , met identificatienummer [nummer] (hierna: de auto). Bij deze aangifte heeft zij € 6.213 aan BPM aangegeven en voldaan. De Inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 24 juni 2015 een naheffingsaanslag BPM opgelegd van € 1.576 (aanslagnummer [aanslagnummer] ), alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 157, en bij beschikking belastingrente in rekening gebracht van € 30.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de beschikkingen. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 1 december 2015 heeft de Inspecteur de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 868, de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de verzuimboete vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.238 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 331 aan haar vergoedt.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 501. De Inspecteur heeft geen verweerschrift ingediend.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Inspecteur vóór de zitting nadere stukken (getiteld “Verweerschrift in hoger beroep”) ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 17 januari 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , adviseur te [B] , als gemachtigde van belanghebbende, vergezeld van de heer [C] (taxateur) en de heer [D] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [E] , de heer [F] en de heer [G] . Te dezer zitting is deze zaak gezamenlijk doch niet gevoegd behandeld met de zaken met kenmerken 16/03914, 16/03915 en 16/03917.

1.7.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de vier bij deze pleitnota behorende bijlagen.

1.8.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van de auto, afkomstig uit een andere lidstaat van de EU, in december 2014 aangifte BPM (hierna: de aangifte) gedaan voor een bedrag van € 6.213 en dit bedrag voldaan. Als datum eerste toelating van de auto geldt 7 april 2014.

2.2.

Belanghebbende heeft in de aangifte gekozen voor de berekening van de vermindering BPM op basis van een taxatierapport, opgemaakt naar aanleiding van de fysieke opname op 5 december 2014 door de heer [K] (hierna: het taxatierapport). Op het moment van de taxatie had de auto een kilometerstand van 20.872. Blijkens het taxatierapport is de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat, inclusief BTW en BPM, aan de hand van de koerslijst XRay Live bepaald op € 27.368. Voorts is rekening gehouden met een waardevermindering wegens schade, conform de bijlage schadecalculatie, van € 6.459. Aldus is de taxatiewaarde in huidige staat, inclusief BTW en BPM, bepaald op € 20.909.

2.3.

De Inspecteur heeft belanghebbende naar aanleiding van de aangifte uitgenodigd om de auto te tonen aan een medewerker van Domeinen Roerende Zaken (hierna: Domeinen) te Soesterberg. Belanghebbende is op de uitnodiging niet ingegaan.

2.4.

Met dagtekening 24 juni 2015 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag opgelegd, uitgaande van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van de auto, inclusief BTW en BPM, van € 27.368, zonder rekening te houden met enig schadebedrag. Tevens heeft de Inspecteur een verzuimboete van € 157 opgelegd op grond van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en is € 30 belastingrente in rekening gebracht. Het tegen de naheffingsaanslag en beschikkingen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur ongegrond verklaard.

2.5.

De Rechtbank heeft de waardevermindering als gevolg van schade aan de bumper in goede justitie vastgesteld op € 2.500 (inclusief BTW) en de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 868.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord.

De Inspecteur beantwoordt deze vraag ook ontkennend en conformeert zich aan het door de Rechtbank vastgestelde bedrag aan naheffing BPM van € 868.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting hebben partijen daaraan het volgende toegevoegd.

Belanghebbende/gemachtigde/taxateur:

- Ik trek het in mijn hoger beroepschrift opgenomen verzoek om toekenning van een adequate rentevergoeding, in.

- Ondanks dat de procedure de naheffingsaanslag betreft, concludeer ik tot een gedeeltelijke teruggaaf van het op aangifte voldane bedrag aan BPM. Wanneer de Inspecteur besluit te gaan naheffen, mag belanghebbende de aangifte in zijn geheel herbeoordelen. Alles ligt dan weer open.

- Voor het feit dat de auto een ex-huurauto betreft is in de schadecalculatie een bedrag van € 986 (exclusief BTW) aan extra klaarmaakkosten opgenomen. Het gaat hierbij niet om de extra krassen, die zijn apart in de schadecalculatie opgenomen. Het gaat er om dat er veel verschillende mensen in zo’n auto hebben gereden. Voor een handgeschakelde auto geldt dat iedereen anders schakelt en daardoor is er extra slijtage. Het blijkt in de praktijk ook dat kopers later terugkomen met die slijtage. Huurauto’s worden vaak ‘misbruikt’. Dit zie je ook aan de schokbrekers, de tandwielen van de versnellingsbak, de remschijven en de draagarmrubbers. Deze zijn al bij een veel lagere kilometerstand dan gebruikelijk versleten of beschadigd. Ook zit er vaak speling op het stuur of hoor je abnormale geluiden. In dat verband zijn er extra klaarmaakkosten opgenomen. In de koerslijst is hier geen rekening mee gehouden. Tegenwoordig kun je dat wel aanvinken in de koerslijst, maar dat ziet dan meer op het stigma van ‘huurauto’ en niet zozeer op de technische factor.

- Uit onderzoek blijkt dat er zeker 4 uur extra werk is bij het klaarmaken van een ex‑huurauto.

- In koerslijsten zijn juist geen huurauto’s opgenomen. Daarom kun je tegenwoordig ook een vinkje zetten. De waarde zonder rekening te houden met het feit dat het een ex-huurauto betreft, is dezelfde als in de periode dat je dat nog niet kon aanvinken in de koerslijst.

- De stelling van de Inspecteur dat huurauto’s juist vaker worden nagekeken en gerepareerd, klopt niet. Ex-huurauto’s zijn juist vaak beschadigd, zo ook de onderhavige auto. Het is juist een verdienmodel van verhuurders door schades achteraf alsnog af te boeken van de creditcard. Daarom moet je als huurder ook altijd goed opletten. Schades worden geïnventariseerd bij het inleveren en worden niet gerepareerd. Vaak hebben huurauto’s pas na 25.000 - 30.000 kilometers de eerste onderhoudsbeurt. Hier was de auto voor die tijd al verkocht.

De Inspecteur:

- Ik ben het niet eens met het toekennen van een proceskostenvergoeding voor het te laat indienen van het verweerschrift. Er zijn geen nieuwe standpunten in hoger beroep ingenomen. De stukken zijn ook hoofdzakelijk afkomstig van belanghebbende. Ik heb in november 2017 nog geprobeerd een compromis te sluiten, maar dat wilde belanghebbende niet. Dat is ook één van de redenen van de late indiening van het verweerschrift.

- In het taxatierapport is een oordeel van de taxateur opgenomen over het uiterlijk en de technische staat van de auto. Alle namens belanghebbende aangedragen factoren betreffende ex‑huurauto zouden dan in het taxatierapport moeten zijn genoemd. Ik stel dat een huurauto juist vaker wordt gecontroleerd en nagekeken. Als een huurder de auto met schade inlevert, dan wordt dat gerepareerd voordat de auto aan een volgende huurder wordt gegeven. Daarnaast betaalt een huurder ook een borgsom. Van ‘misbruik’ zoals namens belanghebbende werd gesteld, zal dan ook geen sprake zijn. Huurders willen de borgsom immers niet kwijtraken.

- Een koerslijstwaarde is een gemiddelde van alle auto’s, dus ook van huurauto’s.

- Het is niet juist om een bedrag te calculeren voor kosten die mogelijk in de toekomst worden gemaakt. De opgenomen kosten zijn nu niet gemaakt voor deze auto.

- De werkwijze van Domeinen is dat auto’s ‘at random’ worden opgeroepen. De meeste auto’s worden niet gehertaxeerd. Er worden 2 auto’s per backoffice opgeroepen, dus in totaal 10 per dag. Vroeger, toen hertaxatie nog plaatsvond door taxateurs van CED en Dekra, werden de belastingplichtigen op locatie bezocht. Nu gebeurt dat door capaciteitsproblemen nauwelijks meer. Maar het is aan Domeinen om te bepalen hoe zij hun werkzaamheden inrichten. De Inspecteur kan niet eisen dat Domeinen de belastingplichtigen bezoekt.

- Anders dan belanghebbende kennelijk meent, betreft de grens van 150 kilometer de enkele reisafstand en niet de retourafstand.

- Voor zover ik de stelling dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard niet reeds bij de Rechtbank had ingetrokken, doe ik dat hierbij alsnog.

- Ik heb bij gegrondverklaring van het hoger beroep en toekenning van een proceskostenvergoeding geen bezwaar tegen de hoogte van de door belanghebbende geclaimde kosten van de taxateur van € 84,40 exclusief BTW.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, naar het Hof verstaat behoudens de beslissingen omtrent de boete, het griffierecht en de proceskosten, gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, en primair tot vernietiging van de naheffingsaanslag en tot een teruggaaf van € 381; subsidiair tot een teruggaaf van € 311; en meer subsidiair tot vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 121 aan belasting. Voorts verzoekt belanghebbende het Hof de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende en tot een schadevergoeding van € 500 wegens het niet tijdig indienen van het verweerschrift in hoger beroep.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing