Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-04-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1684, 17/00175

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-04-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1684, 17/00175

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 april 2018
Datum publicatie
28 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:1684
Zaaknummer
17/00175

Inhoudsindicatie

Belanghebbende claimt giftenaftrek. De Inspecteur legt een navorderingsaanslag op. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur kwade trouw niet aannemelijk heeft gemaakt. Voorts is het Hof van oordeel dat er geen sprake is van een kenbare fout. Het Hof vernietigt de navorderingsaanslag.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00175

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 9 februari 2017, nummer BRE 16/829, in het geding tussen

[belanghebbende] ,

wonende te [plaats] ,

hierna: belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende de hierna te vermelden navorderingsaanslag en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met aanslagnummer [aanslagnummer] H.47.01 over het jaar 2014 een navorderingsaanslag (hierna: de navorderingsaanslag) in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.872, alsmede bij gelijktijdig gegeven beschikkingen een vergrijpboete van € 146 en belastingrente van € 3. De navorderingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking inzake belastingrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag alsmede de daarop betrekkingen hebbende boetebeschikking en de beschikking inzake belastingrente vernietigd en gelast dat de inspecteur het griffierecht vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 6 maart 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede namens de Inspecteur, [A] en [B] .

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende heeft in zijn aangiften IB/PVV over de jaren 2009 tot en met 2011 telkens een aftrek van een gift aan de Stichting Voedselbank [plaats] opgenomen ter grootte van de voor die jaren geldende vrijwilligersvergoeding. De Inspecteur heeft deze aftrek over het jaar 2009 toegestaan op grond van een toezegging van de staatssecretaris van Financiën. Over de jaren 2010 en 2011 is de aftrek gecorrigeerd. De Inspecteur heeft bij brief van 6 februari 2012 aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat een aftrek als gift van de bedoelde vrijwilligersvergoeding over de jaren 2010 en verder niet meer aan de orde kan zijn en heeft belanghebbende verzocht met dit standpunt rekening te houden bij het indienen van zijn aangiften.

2.2.

Belanghebbende heeft in 2014 als vrijwilliger werkzaamheden verricht voor de Stichting Voedselbank [plaats] , Stichting het Limburgs Landschap en [E] . De Stichting Voedselbank [plaats] en de Stichting het Limburgs Landschap zijn door de Belastingdienst aangewezen als Algemeen Nut Beogende Instelling (hierna: ANBI). [E] is niet als ANBI aangewezen.

2.3.

Belanghebbende heeft over het jaar 2014 aangifte IB/PVV (hierna: de aangifte) gedaan en, voor zover te dezen van belang, daarin een bedrag van € 1.000 in aftrek op het belastbaar inkomen uit werk en woning gebracht als gift aan de Stichting Voedselbank [plaats] . De Inspecteur heeft naar aanleiding van die aftrek schriftelijk vragen aan belanghebbende gesteld. Zonder de beantwoording van die vragen af te wachten, is met dagtekening 12 juni 2015 de aanslag IB/PVV 2014 overeenkomstig de aangifte opgelegd.

2.4.

Bij brief van 14 juli 2015 heeft belanghebbende gereageerd op de vragenbrief van de Inspecteur betreffende de aangifte. Bij brieven van 16, 17 en 21 juli 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende gemeld dat de giftenaftrek in de aangifte niet kan worden geaccepteerd en dat hij voornemens is een navorderingsaanslag op te leggen met een vergrijpboete. De Inspecteur heeft met dagtekening 4 september 2015 de navorderingsaanslag met een vergrijpboete van 50% opgelegd, stellende dat er sprake is van (voorwaardelijk) opzet omdat het aan belanghebbende is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld.

2.5.

Met dagtekening 16 september 2015 heeft de Inspecteur van belanghebbende een herziene aangifte IB/PVV 2014 ontvangen. Op dezelfde dag heeft belanghebbende bezwaar aangetekend tegen de navorderingsaanslag en hierin heeft belanghebbende naar de bedoelde herziene aangifte verwezen. In de herziene aangifte heeft belanghebbende naast de eerdergenoemde gift van € 1.000 aanvullend giftenaftrek geclaimd in verband met niet-vergoede reiskosten in verband met belanghebbendes vrijwilligerswerk. Met dagtekening 29 december 2015 heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslag en daarmee de beschikking inzake belastingrente, alsmede de boetebeschikking terecht en naar de juiste bedragen zijn vastgesteld.

De Inspecteur is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Belanghebbende is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrond verklaring van het beroep. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing