Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-05-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2189, 17/00023
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-05-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2189, 17/00023
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 18 mei 2018
- Datum publicatie
- 17 augustus 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:2189
- Zaaknummer
- 17/00023
Inhoudsindicatie
Geen aftrek wegens strafrechtelijke ontnemingsvordering nu niet gebleken is dat enig bedrag terzake is betaald. De aanslag is overigens eerder te laag dan te hoog vastgesteld. Met het in de loop van het jaar op een onroerende zaak gelegde conservatoir beslag kan geen rekening worden gehouden.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00023
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 23 november 2016, nummer BRE 15/7714, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
tegen de na te noemen aanslag en beschikking belastingrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 88.534 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.379, alsmede bij beschikking belastingrente in rekening gebracht van € 192, welke aanslag en beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 12 april 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens de Inspecteur, mevrouw [A] , mevrouw [B] en de heer [C] . Belanghebbende noch haar gemachtigde zijn, met kennisgeving aan het Hof, verschenen.
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende was op 1 januari 2012 eigenaar van de volgende onroerende zaken:een woning in [plaats 1] , [adres 1] 13 (hierna ook: de woning in [plaats 1] ), met een WOZ waarde van € 179.000; en een woning in [plaats 2] , [adres 2] 280 (hierna ook: de woning in [plaats 2] ), met een WOZ waarde van € 81.000.
In de basisregistratie personen stond belanghebbende van 15 april 2011 tot 22 oktober 2013 ingeschreven op het adres [adres 3] 3E te [plaats 3] .
Op 5 juli 2012 is door de officier van justitie in verband met een strafrechtelijk onderzoek, ingesteld tegen onder meer belanghebbende, conservatoir beslag gelegd op de woning in [plaats 2] . In het kader van voormeld strafrechtelijk onderzoek is op 11 maart 2015 een ontnemingsrapportage opgesteld, die tot de stukken van het geding behoort. In deze rapportage is het wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna ook: het WVV) van belanghebbende berekend op € 147.016,69.
Belanghebbende heeft op 31 augustus 2013 aangifte IB/PVV gedaan over het jaar 2012. In deze aangifte heeft zij de woning in [plaats 1] als eigen woning aangemerkt en ter zake een bedrag van € 3.120 aan betaalde hypotheekrente in aftrek gebracht op het belastbare inkomen uit werk en woning. Het eigenwoningforfait is in de aangifte op nihil berekend. De woning in [plaats 2] heeft belanghebbende in de aangifte niet vermeld. Het verzamelinkomen is in de aangifte als volgt berekend:
Loon € 89.134Eigen woning € 3.120-/-Persoonsgebonden aftrek € 600-/-Belastbaar inkomen uit werk en woning € 85.414
Bank- en spaartegoeden € 54.618Heffingsvrij vermogen € 21.139-/-Rendementsgrondslag € 33.479Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (4%) € 1.339Verzamelinkomen € 86.753.
De Inspecteur is afgeweken van de ingediende aangifte. Hij heeft de woning in [plaats 1] niet als eigen woning geaccepteerd en heeft die woning gerekend tot het Box III-vermogen. Met dagtekening 6 februari 2015 is de aanslag IB/PVV 2012 vastgesteld als volgt:
Loon € 89.134Eigen woning € 0Persoonsgebonden aftrek € 600-/-Belastbaar inkomen uit werk en woning € 88.534
Bank- en spaartegoeden € 54.618Woning in [plaats 1] € 126.009Heffingsvrij vermogen € 21.139-/-Rendementsgrondslag € 159.488Voordeel uit sparen en beleggen (4%) € 6.379Verzamelinkomen € 94.913.
Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag is aan belanghebbende bij beschikking een bedrag van € 192 aan belastingrente in rekening gebracht.
In de bezwaarfase heeft de Inspecteur geconstateerd dat de WOZ-waarde van de woning in [plaats 1] bij de aanslagregeling tot een te hoog bedrag in aanmerking is genomen bij de vaststelling van Box III-inkomen. Met het beroep op de interne compensatie heeft de Inspecteur echter de aanslag gehandhaafd, omdat de WOZ-waarde van de woning in [plaats 2] door hem eveneens tot de rendementsgrondslag van Box III is gerekend.
Ter zitting van de Rechtbank heeft belanghebbendes gemachtigde onder andere verklaard dat wat betreft de hypotheekrenteaftrek de wet juist is toegepast, maar dat voor belanghebbende het belangrijk is om uitstel van betaling te krijgen.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft in hoger beroep, naar het Hof verstaat, het antwoord op de vraag of de aanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting door de Inspecteur is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert, naar het Hof verstaat, tot gegrondverklaring van het hoger beroep en primair tot vaststelling van het verzamelinkomen op nihil en subsidiair conform de ingediende aangifte. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.