Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-05-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2198, 17/00668

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-05-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2198, 17/00668

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
18 mei 2018
Datum publicatie
26 juli 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:2198
Formele relaties
Zaaknummer
17/00668

Inhoudsindicatie

De Rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat het bezwaar te laat is ingediend, dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat het beroepschrift tegen de ambtshalve beslissing als bij een onbevoegd bestuursorgaan ingediend bezwaarschrift dient te worden aangemerkt.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00668

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 24 juli 2017, nummer BRE 17/11, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te melden aanslag en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] H.47.01 over het jaar 2014 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.195. Daarbij is bij beschikking belastingrente ten bedrage van € 194 in rekening gebracht.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze navorderingsaanslag en beschikking. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar niet‑ontvankelijk verklaard en heeft hij ambtshalve besloten de navorderingsaanslag en beschikking te handhaven.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de niet‑ontvankelijkverklaring van het bezwaar en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover het is gericht tegen de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 18 april 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B] .

1.5.

Belanghebbende heeft te dezer zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een “Memorie van grieven (aanvulling)” overgelegd.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2014 een giftenaftrek opgenomen voor een bedrag van € 11.164.

2.2.

De aanslag IB/PVV is met dagtekening 5 april 2016 is overeenkomstig de aangifte opgelegd. Op 30 december 2015 heeft belanghebbende herziene aangiften IB/PVV ingediend voor de jaren 2010 en 2011. Naar aanleiding hiervan heeft de Inspecteur besloten om ook de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 te controleren. Met dagtekening 16 juli 2016 heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 opgelegd, waarbij hij de aanslag heeft gecorrigeerd door een bedrag van € 11.164 niet als gift in aftrek toe te laten. Belanghebbende heeft daartegen met dagtekening 5 september 2016 een bezwaarschrift ingediend, dat door de Inspecteur is ontvangen op 6 september 2016.

2.3.

Bij uitspraak van 15 december 2016 heeft de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. Hij heeft het bezwaar wel ambtshalve beoordeeld en besloten de navorderingsaanslag en beschikking te handhaven. Belanghebbende is van de uitspraak en van de ambtshalve beslissing in beroep gekomen bij de Rechtbank.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

a. Is het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 terecht niet‑ontvankelijk verklaard?

b. Heeft de Rechtbank terecht geen inhoudelijk oordeel gegeven over de giftenaftrek?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslag en beschikking belastingrente. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing