Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-06-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2639, 17/00324 en 17/00325
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-06-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2639, 17/00324 en 17/00325
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 15 juni 2018
- Datum publicatie
- 26 september 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:2639
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:2183
- Zaaknummer
- 17/00324 en 17/00325
Inhoudsindicatie
Navorderingsaanslagen terecht opgelegd. Inspecteur behoefde niet op de hoogte te zijn van het structureel indienen van onjuiste aangiften door de belastingadviseur. Geen ambtelijk verzuim.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 17/00324 en 17/00325
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 20 april 2017, nummer BRE 16/2842 en 16/2843 in het geding tussen
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en
de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .H.07 over het jaar 2010 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.019. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 90.
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .H.17.01 over het jaar 2011 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.013. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 41.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraken de navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten ten bedrage van € 1.482 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan deze vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 25 mei 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [B] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
De voormalig belastingadviseur van belanghebbende, de heer [C] (hierna: de adviseur) heeft namens belanghebbende op 10 februari 2011 aangifte IB/PVV voor het jaar 2010 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.500. Daarbij is € 1.519 in aftrek gebracht als persoonsgebonden aftrek.
Op 22 februari 2012 heeft de adviseur namens belanghebbende aangifte IB/PVV voor het jaar 2011 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.935. Daarbij is € 1.078 in aftrek gebracht als persoonsgebonden aftrek.
De in 2010 en 2011 toegepaste persoonsgebonden aftrek heeft betrekking op de volgende uitgaven voor specifieke zorgkosten: kosten van medicijnen, uitgaven voor vervoer in verband met ziekte of invaliditeit, dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed.
Met dagtekening 4 augustus 2011 en 23 augustus 2012 heeft de inspecteur de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2010 respectievelijk 2011 zonder voorafgaand nader onderzoek geautomatiseerd opgelegd overeenkomstig de aangiften.
In 2013 heeft oriënterend onderzoek plaatsgevonden naar de door de adviseur ingediende aangiften. De adviseur heeft via zijn beconnummer 17.784 aangiften ingediend, daarvan zijn er 3.881 gecontroleerd. Uit deze controle volgde dat in 34,8 % van de gecontroleerde aangiften ten onrechte persoonsgebonden aftrek is geclaimd.
In het kader van een (strafrechtelijk) onderzoek naar de adviseur is [D] (belastingambtenaar) op 16 januari 2015 als getuige gehoord door de FIOD. In het proces-verbaal van dat verhoor is, voor zover hier van belang, vermeld:
"(...)
“Ik ben aanslagregelaar in de Inkomensheffing Particulieren. Dat houdt in dat ik aangiften controleer op de juistheid van aftrekposten (...)”
(...)
( [C] staat in het handelsregister ingeschreven sinds 01-10-1979. Hoelang maakt [C] al gebruik van zijn BECON-nummer om aangiften inkomstenbelasting voor particulieren in te dienen?)
“Dat weet ik niet. Maar ik weet dat het al heel lang is. De laatste vier jaar zijn we strenger gaan controleren op de aangiften die zijn gedaan met zijn BECON-nummer. Toen bleek dat er erg veel gecorrigeerd moest worden. Mijn ervaring is, dat als er tien keer zorgkosten werden aangegeven, er ook tien keer gecorrigeerd moest worden.”
(...)
(Heeft u, in verband met deze aftrekposten, vragen gesteld aan [C] ?)
“Ja, al vele jaren sturen we vragenbrieven naar [C] , als dat nodig is. Maar dat was dan niet zo massaal als vanaf 2013. In de vragenbrieven vragen we onderbouwing van de aftrekposten.”
(...)
(Zijn er door het aangiftegedrag van [C] daadwerkelijk bedragen ten onrechte uitbetaald?)
“Over oudere jaren, dan bedoel ik tot en met 2010, heel veel. In 2011 ook nog een heleboel, maar hebben we dat voor een deel ook nog kunnen ondervangen. (...) Ik weet niet precies over wat voor bedragen het dan gaat, maar daar kun je wel achter komen, als het goed is staat het vanaf 2009 in de blauwdruk die op [C] betrekking heeft.”
(...)
Opmerking verbalisanten
De blauwdruk die op [C] betrekking heeft is een bestand dat is samengesteld door de belastingdienst. Het is een overzicht van de aangiftegegevens van de jaren 2009 tot en met 2013 van alle belastingplichtigen die in minimaal één van deze jaren klant zijn geweest bij [C] . (...)".
In een ambtsedige verklaring van 7 oktober 2016 verklaart [E] , regiocoördinator systeemfraude IH, het volgende:
“Begin 2013 ontving de Belastingdienst signalen dat er wellicht ten onrechte aftrekposten waren opgevoerd in veel van de door belastingconsulent [C] voor zijn klanten ingediende aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Op 2 april 2013 zijn voor alle aangiften binnengekomen onder het beconnummer van [C] , afwijkende behandelingen ingebracht om te voorkomen dat de aangiften geautomatiseerd afgedaan zouden worden. Toen was echter het overgrote deel van de aangiften al beoordeeld door het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst. Vanaf eind 2013 zijn alle aangiften afkomstig van het beconnummer van [C] handmatig beoordeeld.
(...).”
Bij brief van 31 maart 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar het aangiftegedrag van de adviseur en de mogelijkheid dat in de aangiften 2010 en 2011 van belanghebbende ten onrechte kosten zijn afgetrokken. Op verzoek van de Inspecteur heeft belanghebbende de in aftrek gebrachte ziektekosten gespecificeerd.
Op 8 augustus 2015 heeft de Inspecteur navorderingsaanslagen 2010 en 2011 opgelegd waarbij de persoonsgebonden aftrek niet is geaccepteerd en de belastbare inkomens uit werk en woning zijn vastgesteld op € 32.019 (2010) respectievelijk € 17.013 (2011). Gelijktijdig is bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht van € 90 (2010) respectievelijk € 41 (2011).
De Inspecteur heeft de tegen de navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente gerichte bezwaren bij uitspraken van 25 april 2016 ongegrond verklaard.
Voor 2011 heeft de inspecteur alsnog € 300 aan specifieke uitgaven voor ziektekosten geaccepteerd. Dit leidt niet tot een vermindering van de navorderingsaanslag 2011 aangezien deze kosten zijn toegerekend aan de fiscale partner van belanghebbende. Deze toerekening is niet in geschil.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Beschikt de Inspecteur over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt?
II. Was de gemachtigde van belanghebbende die namens belanghebbende de aangiften heeft ingediend te kwader trouw en kan deze kwade trouw aan belanghebbende worden toegerekend?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep.