Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-06-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2711, 17/00596

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-06-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2711, 17/00596

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 juni 2018
Datum publicatie
25 september 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:2711
Zaaknummer
17/00596

Inhoudsindicatie

Naar het oordeel van het Hof heeft de Heffingsambtenaar door verwijzing naar het (geïndexeerde) verkoopcijfer van de onroerende zaak aannemelijk gemaakt dat de door hem in hoger beroep verdedigde waarde van de onroerende zaak ter hoogte van € 367.000 niet te hoog is. Aangezien de door de Heffingsambtenaar in hoger beroep verdedigde waarde lager is dan de bij beschikking vastgestelde waarde verklaart het Hof het hoger beroep gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00596

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 5 juli 2017, nummer SHE 16/3489, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende na te noemen beschikking en aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft hij beschikking van 29 februari 2016 (hierna: de beschikking) krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] 24 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per de waardepeildatum 1 januari 2015, voor het jaar 2016 vastgesteld op € 373.000. Bij hetzelfde geschrift is aan [A] (hierna: de echtgenote van belanghebbende) ter zake van het jaar 2016 een aanslag onroerende zaakbelasting ter hoogte van € 633,47 (hierna: de aanslag) opgelegd. Na tegen de beschikking en de aanslag gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar deze gehandhaafd bij, in één geschrift vervatte, uitspraken op bezwaar.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraken heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 12 juni 2018 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [B] .

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

De onroerende zaak is in eigendom van belanghebbende en zijn echtgenote. De onroerende zaak is gebouwd in het jaar 1995 en betreft een twee-onder-één-kapwoning met dakopbouw, garage en tuin.

2.2.

Belanghebbende en zijn echtgenote hebben de onroerende zaak bij (voorlopige) overeenkomst van 7 maart 2014 (hierna: de koopovereenkomst) gekocht voor een bedrag van € 360.000 (hierna: het verkoopcijfer van de onroerende zaak). De onroerende zaak is op 17 april 2014 aan belanghebbende en zijn echtgenote geleverd.

2.3.

De Heffingsambtenaar verwijst ter onderbouwing van de door hem in hoger beroep verdedigde waarde van € 367.000 naar het verkoopcijfer van de onroerende zaak, welke verkoopcijfer de Heffingsambtenaar geïndexeerd heeft met een percentage van 2,1.

2.4.

Voorts heeft de Heffingsambtenaar een door [C] (hierna: de taxateur) opgesteld taxatierapport met dagtekening 27 januari 2017 (hierna: het taxatierapport) overgelegd. In het taxatierapport is de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2015 getaxeerd op een bedrag van € 373.000. Ter onderbouwing van de getaxeerde waarde wordt in het taxatierapport verwezen naar de (geïndexeerde) transactieprijzen van de onroerende zaak en van [adres] 4, [adres] 12 en [adres] 18 te [woonplaats] (hierna samen: de referentiepanden).

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem in hoger beroep verdedigde waarde van de onroerende zaak van € 367.000 niet te hoog is.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot ontkennende beantwoording van deze vraag. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.4.

Ter zitting heeft belanghebbende daar, zakelijk weergegeven, het volgende aan toegevoegd:

-

De onderhandelingen met betrekking tot de aankoop van de onroerende zaak zijn aangevangen omstreeks de jaarwisseling van 2013/2014. Tijdens de onderhandelingen heb ik de prijs welke ik voor de onroerende zaak wilde betalen bepaald.

-

Ik was op het moment van de aankoop van de onroerende zaak op de hoogte van het feit dat de verkoopmakelaar mij onjuist geïnformeerd heeft over het woonoppervlakte van deze woning. Ik was op dat moment echter nog niet op de hoogte van het feit dat de dakopbouw problemen oplevert bij de afvoer van hemelwater. Ik had wellicht op de hoogte kunnen zijn van deze constructiefout indien ik, voorafgaande aan de aankoop, een bouwkundig advies had opgevraagd. Dat heb ik echter niet gedaan.

3.5.

Ter zitting heeft de Heffingsambtenaar daar, zakelijk weergegeven, het volgende aan toegevoegd:

 Mijns inziens vertegenwoordigt het verkoopcijfer van de onroerende zaak de waarde als bedoeld in artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ het beste, met dien verstande dat dit verkoopcijfer geïndexeerd dient te worden. Ik verwijs naar de (geïndexeerde) verkoopcijfers van de referentiepanden om aannemelijk te maken dat het verkoopcijfer van de onroerende zaak in de pas loopt met de verkoopcijfers van vergelijkbare woningen.

3.6.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken van de Heffingsambtenaar, tot vaststelling van de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2015 op € 330.000 en tot dienovereenkomstige vermindering van de aanslag. De Inspecteur concludeert eveneens tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar, met dien verstande dat, zijns inziens, de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2015 vastgesteld dient te worden op € 367.000.

4 Gronden

5 Beslissing