Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2860, 17/00225

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2860, 17/00225

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 juli 2018
Datum publicatie
10 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:2860
Formele relaties
Zaaknummer
17/00225

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft Nederlandse nationaliteit en woont het hele jaar in België. De Inspecteur heeft terecht een NiNbi-beschikking afgegeven en in die beschikking terecht het voordeel uit sparen en beleggen vastgesteld. De Inspecteur is bevoegd de gegevens van de NiNbi-beschikking door te geven aan het Zorginstituut Nederland (thans CAK).

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00225

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [plaats] , België,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 17 maart 2017, nummer BRE 16/4462 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een beschikking Niet in Nederland belastbaar inkomen (hierna: NiNbi-beschikking) gegeven. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 april 2016 de NiNbi-beschikking gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 9 mei 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [A] en [B] . De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde het gehele jaar 2013 in België.

2.2.

Belanghebbende ontvangt een uitkering Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) van het UWV alsmede een pensioen van de Stichting Pensioenfonds TNO. In België heeft belanghebbende geen inkomsten uit arbeid.

2.3.

Belanghebbende wordt aangemerkt als verdragsgerechtigde en zij is een bijdrage als bedoeld in artikel 69 van de Zorgverzekeringswet (hierna: de Zvw) (artikel 69-bijdrage) verschuldigd.

2.4.

Met dagtekening 22 januari 2016 is, conform de door belanghebbende ingevulde Opgaaf wereldinkomen, de NiNbi-beschikking vastgesteld. Daarbij is het Niet in Nederland belastbaar inkomen vastgesteld op € 56.882, waaronder een voordeel uit sparen en beleggen van € 18.689.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen

  1. Is de Inspecteur bevoegd de gegevens van de NiNbi-beschikking door te geven aan het Zorginstituut Nederland (thans CAK) en moet belanghebbende gegevens over haar vermogen verstrekken?

  2. Is het voordeel uit sparen en beleggen tot het juiste bedrag vastgesteld? Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of terecht een forfaitair rendementspercentage van vier procent is toegepast bij het vaststellen van het inkomen uit sparen en beleggen en de vraag of het vermogen juist is vastgesteld.

Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en wijziging van de beschikking waarbij het voordeel uit sparen en beleggen op nihil wordt gesteld. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing