Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2865, 17/00711

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2865, 17/00711

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 juli 2018
Datum publicatie
10 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:2865
Formele relaties
Zaaknummer
17/00711

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft aangifte VPB over 2013 gedaan. Daarin is een onjuist bedrag aan te verrekenen verliezen opgenomen. Kort daarna heeft de Inspecteur een voorlopige aanslag opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte. Ruim 2 jaar later wordt de aangifte in behandeling genomen. De Inspecteur legt na onderzoek de definitieve aanslag op waarbij hij het bedrag aan te verrekenen verliezen corrigeert. Belanghebbende stelt tevergeefs dat in een dergelijk geval de belastingrente dient te worden gematigd. In navolging van de Rechtbank oordeelt het Hof dat de Inspecteur niet in strijd met de abbb heeft gehandeld.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00711

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 27 september 2017, nummer BRE 17/2704, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te melden beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is bij de onder aanslagnummer [aanslagnummer] opgelegde aanslag vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) voor het jaar 2013 bij beschikking een bedrag van € 646 aan belastingrente in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de beschikking gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 333. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 501.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 27 juni 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [A] , adviseur te [vestigingsplaats] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B] en mevrouw [C] .

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.6.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende heeft op 12 december 2014 de aangifte Vpb voor het jaar 2013 ingediend naar een belastbaar bedrag van € 23.551, opgebouwd uit een belastbare winst van € 80.204 waarop een bedrag van € 56.653 aan te verrekenen verliezen in mindering is gebracht.

2.2.

Met dagtekening 10 januari 2015 heeft de Inspecteur een voorlopige aanslag Vpb voor het jaar 2013 overeenkomstig de ingediende aangifte opgelegd.

2.3.

De Inspecteur heeft de aangifte op 18 januari 2017 voor onderzoek in behandeling genomen. Met dagtekening 11 februari 2017 heeft de Inspecteur de aanslag Vpb 2013 opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 38.190. De Inspecteur heeft hierbij de aangegeven belastbare winst van € 80.204 gevolgd, maar de te verrekenen verliezen, in afwijking van de aangifte, op € 42.014 gesteld. Bij de aanslag is bij beschikking een bedrag van € 646 aan belastingrente in rekening gebracht. Deze belastingrente is berekend over de periode 1 juli 2014 tot en met 25 maart 2017.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de in rekening gebrachte belastingrente dient te worden verminderd.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de beschikking belastingrente tot een bedrag van € 146. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing