Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2929, 17/00710

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2929, 17/00710

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 juli 2018
Datum publicatie
28 september 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:2929
Formele relaties
Zaaknummer
17/00710

Inhoudsindicatie

Belgisch en Duits pensioen terecht tot het bijdrage-inkomen voor de Zvw gerekend. Beroep op vertrouwensbeginsel verworpen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00710

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 8 september 2017 (verzonden op 11 september 2017), nummer BRE 16/9483 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te melden aanslag en beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: aanslag Zvw) opgelegd berekend naar een bijdrage-inkomen van € 5.850. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht van € 13.

De aanslag en de beschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De meervoudige kamer heeft op de voet van artikel 8:12 van de Awb uit haar midden mr. A.J. Kromhout aangewezen als raadsheer-commissaris teneinde een inlichtingencomparitie te houden.

1.5.

De inlichtingencomparitie heeft plaatsgehad op 16 mei 2018 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [A] en [B] .

1.6.

Met instemming van partijen blijft een onderzoek ter zitting van de meervoudige kamer achterwege. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.7.

Op 9 juli 2018 en 11 juli 2018 zijn bij het Hof brieven van belanghebbende binnengekomen met kenmerk [nummer] en gericht aan Belastingdienst Heerlen Centrale Administratie. Het Hof merkt deze brieven aan als een verzoek om heropening. Het Hof heeft het verzoek op de hierna onder 4.1. vermelde gronden afgewezen.

1.8.

Van de inlichtingencomparitie is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende, geboren op [geboortedatum] 1945, woonde in 2014 in Nederland. Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar geen werkzaamheden verricht. Belanghebbende is sinds een ernstig verkeersongeval in 2007 arbeidsongeschikt. Hij was op dat moment in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever en werkte in Nederland.

2.2.

Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar onder meer pensioenuitkeringen uit Nederland en uit het buitenland ontvangen. De uit het buitenland ontvangen pensioenuitkeringen betreffen een Rentenversicherung van € 1.110 uit Duitsland en een pensioen van de Belgische Rijksdienst voor pensioenen van € 4.740.

2.3.

Omdat over de buitenlandse pensioenen geen bijdrage Zvw is ingehouden heeft de Inspecteur dit inkomen geheel aangemerkt als bijdrage-inkomen voor de heffing van de bijdrage Zvw. Vervolgens is aan belanghebbende over 2014 een aanslag Zvw berekend naar een bijdrage-inkomen van € 5.850 opgelegd.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslag Zvw in strijd met het Unierecht is opgelegd.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter inlichtingencomparitie is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze inlichtingencomparitie opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken van de Inspecteur en vermindering van de aanslag Zvw, alsmede van de in rekening gebrachte belastingrente, tot nihil. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

4 Gronden

5 Beslissing