Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2930, 17/00719

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2930, 17/00719

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 juli 2018
Datum publicatie
28 september 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:2930
Zaaknummer
17/00719

Inhoudsindicatie

De Rechtbank heeft het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van belang. Het belang is immers gelegen in de vermeende schending van de hoorplicht.

De zaak wordt teruggewezen naar de Rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00719

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant te ‘s-Hertogenbosch (hierna: de Rechtbank) van 6 oktober 2017, nummer SHE 16/3889, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Valkenswaard,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) een WOZ-beschikking (hierna: de beschikking) gegeven, waarbij de waarde van de onroerende zaak [adres] 51 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) per de peildatum 1 januari 2015, voor het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016, is bepaald op € 254.000. Tegelijkertijd is aan belanghebbende ter zake van de onroerende zaak een aanslag in de onroerende-zaakbelasting over het jaar 2016 opgelegd (hierna: de aanslag), welke aanslag in één geschrift is verenigd met de beschikking. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de waarde van de onroerende zaak gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Heffingsambtenaar vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 25 mei 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [A] , adviseur te [B] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [C] .

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

De gemachtigde van belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking en aanslag. Hij verzoekt de waarde van de onroerende zaak te verlagen naar € 200.000 en verwijst daarvoor naar een taxatierapport van [D] , opgemaakt op 18 april 2016. In het bezwaarschrift heeft gemachtigde verzocht om te worden gehoord.

2.2.

Op 19 september 2016 heeft de Heffingsambtenaar een concept-uitspraak naar gemachtigde gezonden, waarin de Heffingsambtenaar gemotiveerd uiteenzet dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. In deze brief wordt de mogelijkheid geboden om gebruik te maken van een hoorzitting. Bij brief van 23 september 2016 heeft de gemachtigde aangegeven telefonisch te willen worden gehoord. Bij brief van 22 november 2016 heeft de Heffingsambtenaar het verzoek om telefonisch te worden gehoord afgewezen en gemachtigde uitgenodigd voor een hoorzitting op 8 december 2016. Per email van 26 november heeft gemachtigde nogmaals aangegeven alleen telefonisch gehoord te willen worden. Per email van 2 december 2016 heeft de Heffingsambtenaar dit wederom afgewezen en gemachtigde nogmaals uitgenodigd voor de hoorzitting op 8 december 2016. Gemachtigde is niet verschenen bij de hoorzitting. Op 16 december 2016 heeft de Heffingsambtenaar uitspraak gedaan, waarbij de waarde van de onroerende zaak is gehandhaafd.

2.3.

De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van belang.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft de Rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard?

II. Heeft de Heffingsambtenaar in de bezwaarfase de hoorplicht geschonden?

III. Heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak te hoog vastgesteld?

Belanghebbende is van mening dat vraag I ontkennend moet worden beantwoord en de vragen II en III bevestigend. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar en tot terugwijzing naar de Heffingsambtenaar. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing