Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2937, 16/03824
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2937, 16/03824
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 12 juli 2018
- Datum publicatie
- 28 september 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:2937
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:2406
- Zaaknummer
- 16/03824
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is ten onrechte niet gehoord op zijn bezwaar. Op uitdrukkelijk verzoek van belanghebbende heeft het Hof de zaak inhoudelijk behandeld. Belanghebbendes stelling dat de Inspecteur en de Rechtbank onbevoegd zijn wordt verworpen. Niet aangegeven inkomsten van een bank zijn terecht door de Inspecteur belast. Het pensioen uit Duitsland is belast in Nederland. Geen arbeidskorting nu geen sprake is van inkomsten verkregen uit tegenwoordige arbeid. De aanslag Zvw is terecht opgelegd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03824
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 13 september 2016, nummer AWB 15/7126 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te melden aanslagen en beschikking belastingrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.708, welke aanslag, alsmede de in rekening gebrachte belastingrente, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 tevens een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) naar een bijdrage-inkomen van € 6.207 opgelegd. De Inspecteur heeft op het tegen deze aanslag gemaakte bezwaar geen uitspraak gedaan.
Belanghebbende is van de uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV, na doorzending door de Inspecteur, in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
Ter zake van de aanslag Zvw heeft de Inspecteur ter zitting ermee ingestemd dat de Rechtbank het bezwaar direct behandelt als beroep. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft belanghebbende verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Naar aanleiding van dit verzoek is vooralsnog afgezien van het heffen van griffierecht van belanghebbende.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 29 september 2017 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [A] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende was in 2013 gehuwd. Hij heeft op 28 maart 2014 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.537. Op 24 mei 2014 heeft hij een herziene aangifte IB/PVV ingediend naar een inkomen uit werk en woning van € 25.008. In de herziene aangifte IB/PVV is de aftrek wegens negatieve inkomsten uit de eigen woning gesteld op € 2.730 in plaats van € 3.201. Belanghebbende heeft in die aangifte onder meer een uitkering van de UWV vermeld als inkomsten uit tegenwoordige arbeid en heeft de arbeidstoeslag en de alleenstaande ouderenkorting geclaimd.
2.2.De Inspecteur heeft een voorlopige aanslag IB/PVV opgelegd conform de aangifte van 28 maart 2014, en geen rekening gehouden met de herziene aangifte. Het terug te ontvangen bedrag was € 2.544.
Blijkens het door de Inspecteur overgelegde “Overzicht inkomensverhoudingen per jaar” heeft het UVW aan de Inspecteur inkomensgegevens van [B] Levensverzekering N.V. gemeld van € 700, waarop € 123 loonheffing is ingehouden. Blijkens mededeling van het UVW is op alle door het UVW gemelde inkomsten de groene loonbelastingtabel van toepassing.
Bij brief van 2 maart 2015 heeft de Inspecteur aangekondigd op de volgende onderdelen af te zullen wijken van de ingediende aangiften:
bijgeteld wordt een uitkering van [B] van € 700;
de inkomsten van het UWV worden aangemerkt als inkomsten uit vroegere dienstbetrekking;
de arbeidskorting vervalt.
De aanslag IB/PVV is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.708 en resulteerde in een verschuldigd bedrag van € 588 inclusief € 19 belastingrente.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw. Als bijlage bij zijn bezwaarschrift heeft belanghebbende een brief gevoegd met het onderwerp: “ [nummer] Bezwaar tegen uw “Voornemen afwijking”. Daarin heeft belanghebbende vermeld:
“Ik zal uw “afwijkingen gewoon niet accepteren en de “geplande nieuwe aanslag” zeker niet betalen. Ook persoonlijke gesprekken zal ik hierover niet meer voeren. Ik heb verleden jaar een hele berg reiskosten gehad, wegens gesprekken in Venlo en Roermond … Ik WIL niet meer!”
De Inspecteur heeft belanghebbende op 8 juli 2015 een vooraankondiging op het bezwaarschrift toegezonden. In deze brief heeft de Inspecteur het volgende vermeld:
“Ik ben van plan om uw bezwaar af te wijzen.
U kunt schriftelijk of telefonisch reageren. Ook kunt u een afspraak maken voor een hoorgesprek. U hebt dan ook het recht om de stukken die op de zaak betrekking hebben, in te zien. Ik verzoek u bijgaand formulier in te vullen, te ondertekenen en samen met uw reactie voor 22 juli 2015 aan mij toe te sturen.”
Belanghebbende heeft het in de brief van 8 juli 2015 bedoelde formulier op 17 juli 2015 geretourneerd. Belanghebbende heeft de optie “Ik maak gebruik van de mogelijkheid om, voorafgaande aan het horen, alle op de zaak betrekking hebbende stukken in te zien.” aangekruist en daarbij vermeld “eventueel”. Bij “Mijn verhinderdata zijn:” heeft hij vermeld “Weet ik nu niet”. Op het formulier heeft hij de volgende opmerking geplaatst:
“P.S. Dit is het 8-ste belastingkantoor wat in deze zaak “zit te knoeien”! U wilt toch wel niet dat ik hiervoor naar Tilburg reis ???”
In de brief aan belanghebbende van 12 augustus 2015 heeft de Inspecteur het volgende vermeld:
“Op 17 juli heb ik uw formulier ontvangen waarop u aangeeft gehoord te willen worden met betrekking tot de aanslag met nummer [aanslagnummer] . Inmiddels heb ik meerdere malen geprobeerd om telefonisch contact met u op te nemen, maar deze oproepen werden niet beantwoord. Indien u nog steeds geïnteresseerd bent in een hoorgesprek verzoek ik u om voor 28 augustus telefonisch contact met mij op te nemen (…). Heb ik voor deze datum niets van u mogen vernemen, dan handel ik het bezwaar af zonder dat er een hoorgesprek heeft plaatsgevonden.”
Bij brief van 23 augustus 2015, door de Inspecteur ontvangen op 25 augustus 2015, heeft belanghebbende de volgende reactie ingezonden:
“In antwoord op uw brief van 12 augustus, heb ik enkele malen geprobeerd, u telefonisch te contacteren. (Ondanks, zoals door mij vermeld!!!!!!, slechthorendheid, die een telefoongesprek zo goed als ONMOGELIJK MAAKT……)
Ook mij is dit niet gelukt! (inclusief pogingen tot doorverbinding via uw callcenter!!!!!)
Overigens: Mijn telefoondisplay geeft in de gehele periode GEEN binnenkomend gesprek aan, van dit nummer of een ander onbekend nummer, wat ik gemist zou hebben en ook de mailbox meldt hier niets…….
Zeker zal ik van u vernemen, hoe wij deze “patsituatie” gaan “oplossen”, waarbij ik een bezwaarafhandeling naar uw voorstellingen” zeker niet accepteer.”
Bij uitspraak op bezwaar van 14 september 2015 heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag IB/PVV afgewezen en daarbij vermeld dat de hypotheekrente is gecorrigeerd met een bedrag van € 942 in het nadeel van belanghebbende en de alleenstaande ouderenkorting ten onrechte was toegepast omdat belanghebbende sinds 2001 een fiscale partner heeft. De Inspecteur heeft daarnaast opgemerkt:
“Aangezien u niet hebt gereageerd op mijn brief van 12 augustus 2015 waarin ik u verzocht heb telefonisch contact met mij op te nemen, ga ik ervan uit dat u hebt afgezien van uw recht om gehoord te worden.”
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Is de Rechtbank bevoegd?
2. Is de uitspraak op bezwaar gedaan door een onbevoegde Inspecteur?
3. Is belanghebbende ten onrechte niet gehoord op zijn bezwaar?
4. Zijn de inkomsten van [B] van € 700 ten onrechte in aanmerking genomen?
5. Zijn de Duitse pensioeninkomsten terecht in aanmerking genomen?
6. Heeft belanghebbende recht op arbeidskorting?
7. Is het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag Zvw ten onrechte behandeld als rechtstreeks beroep?
8. Is de aanslag Zvw ten onrechte opgelegd, omdat Duitsland premie heft over het door belanghebbende uit Duitsland genoten pensioen?
9. Is de belastingrente ten onrechte in rekening gebracht?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Partijen hebben hieraan ter zitting het volgende toegevoegd:
Belanghebbende:
Ik ben niet gehoord, terwijl ik dat wel had gewild, maar ik wil niet dat de zaak wordt teruggewezen naar de Inspecteur, want dan duurt het langer voordat er een beslissing is. Ik wil deze zaak graag hier bespreken.
Ik ben het eens met rechtstreeks beroep tegen de aanslag Zvw.
Het belangrijkste punt is dat de premie Zvw niet bij mij geheven kan worden, omdat ik de verplichting heb om in Duitsland Pflegeversicherung te betalen.
De Belastingdienst neemt de laatste jaren het recht om deze zaak te behandelen in zeven verschillende kantoren. Hoe kan de Belastingdienst zo nu beoordelen dat ik € 588 moet betalen? Vroeger ging ik naar Heerlen en dan was het voor elkaar.
Pas vanaf 14 september 2015, de datum van echtscheiding, ontvang ik alleenstaande oudertoeslag. Maar ik woonde al veel langer alleen.
Het bedrag van de voorlopige aanslag is wel terugbetaald, maar niet aan mij. Het bedrag is aan mijn ex betaald.
Inspecteur:
Ik heb aan mijn verweerschrift weinig toe te voegen.
De aanslag IB/PVV van € 588 is feitelijk te veel aan u teruggeven bij voorlopige aanslag. Per saldo heeft belanghebbende ruim € 2.000 terug ontvangen.
De aanslag Zvw is conform de wettelijke regels opgelegd.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur en vermindering van de aanslag IB/PVV tot een naar een belastbaar inkomen van € 25.008 en vermindering van de aanslag Zvw tot nihil. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.