Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3061, 17/00535
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3061, 17/00535
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 19 juli 2018
- Datum publicatie
- 10 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:3061
- Zaaknummer
- 17/00535
Inhoudsindicatie
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag BTW met boete- en heffingsrentebeschikkingen opgelegd. De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende afgewezen maar heeft later alsnog (ambtshalve) de naheffingsaanslag en de beschikkingen verminderd. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur de doorzendplicht van artikel 6:15 van de Awb heeft geschonden. Het Hof acht een boete van 10% passend en geboden en handhaaft de naheffingsaanslag en de beschikkingen zoals deze luiden na ambtshalve vermindering.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00535
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 21 juli 2017, nummer BRE 16/2143, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te noemen naheffingsaanslag omzetbelasting.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd (hierna: de naheffingsaanslag) ten bedrage van € 19.482 aan belasting, alsmede bij beschikking een boete van € 1.948 en een bedrag aan heffingsrente van € 2.249. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag, de boete en de heffingsrente bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 168. De Rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 250. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 13 april 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde [A] van [A] Administratiekantoor te [plaats] , alsmede, namens de Inspecteur, [B] , [C] en [D] . Ter zitting zijn de zaken met de kenmerken 17/00536 tot en met 17/00538 gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Met dagtekening 27 november 2014 is aan belanghebbende met aanslagnummer [aanslagnummer] .F01.0501 de naheffingsaanslag opgelegd. Met dagtekening 1 december 2014, door de Inspecteur ontvangen op 4 december 2014, heeft belanghebbende bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslag. Hierin heeft belanghebbende opgemerkt dat het bedrag van de aanslag te hoog is vastgesteld en hij heeft daarbij verwezen naar een ‘aangegeven suppletie’. De Inspecteur heeft bij zijn uitspraak op bezwaar van 24 april 2015 de aanslag en de boete- en heffingsrentebeschikkingen gehandhaafd.
Bij brief van 11 mei 2015 – ontvangen door de Inspecteur op 13 mei 2015 - heeft belanghebbende nogmaals bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. In deze brief heeft belanghebbende wederom opgemerkt dat het bedrag van de aanslag (€ 19.482) te hoog is vastgesteld en voorts dat een teruggave omzetbelasting als zijnde te betalen is meegenomen in de berekening zoals deze aan belanghebbende is toegestuurd. Tenslotte wordt in deze brief door belanghebbende verwezen naar een brief van belanghebbende van 18 april 2015 waarin een berekening uiteen is gezet.
Na telefonisch contact tussen [E] van [A] Administratiekantoor (hierna: [E] ) en de Inspecteur, heeft [E] aan de Inspecteur op 14 september 2015 (14:44u) een e-mail gestuurd waarin vermeld staat:
‘(…)
Hierbij stuur ik u de specificatie Omzetbelasting 2010 van [belanghebbende] , volgens de heer [A] heeft hij deze al eens eerder gestuurd. (…)’
De Inspecteur reageert op 14 september 2015 (14:56u) per e-mail als volgt op de in 2.3 bedoelde e-mail:
‘(…)
Deze herberekening omzetbelasting 2010 heb ik inderdaad reeds eerder ontvangen. Zoals ik vanmorgen aan u (en eerder aan de heer [A] ) heb aangegeven wil ik graag een specificatie van de openstaande balanspost per 31 december 2010. Op de aangifte IH/VpB staat een bedrag van € 14.172 vermeld. De aangifte OB 4e kwartaal 2010 bedroeg - € 5.310, waardoor een afdrachtsverschil van € 19.482 ontstaat. Hierover is op 11 augustus 2014 een brief verstuurd. (…)’
[E] heeft op 14 september 2015 (15:28u) per e-mail met daarbij een bijlage, gereageerd op de in 2.4 bedoelde e-mail:
‘(…)
Hierbij stuur ik u de correcte specificatie van de Omzetbelasting per 31 december 2010. (…)’
In genoemde bijlage was opgenomen:
- -
-
Een ‘Toelichting Omzetbelasting 2009’ ten bedrage van € 4.458;
- -
-
Een ‘Toelichting Omzetbelasting 2010’ ten bedrage van € 9.714;
- -
-
Een ‘SPECIFICATIE Omzetbelasting PER 31 DECEMBER 2010’ zijnde een optelsom van beide hiervoor genoemde bedragen 2009 en 2010.
De Inspecteur heeft de in onderdeel 2.2 bedoelde brief van 11 mei 2015 aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering en deze als zodanig in behandeling genomen. In een brief gedagtekend 8 september 2015 - verstuurd naar de gemachtigde - heeft de Inspecteur opgemerkt:
‘Ik heb 7 juli jl. telefonisch contact met u opgenomen en gevraagd of we uw brief in behandeling moeten nemen als zijnde een beroep en door moeten sturen naar de rechtbank.
U heeft daarop aangegeven niet in beroep te willen gaan. De brief wordt daarom in behandeling genomen als zijnde een verzoek om ambtshalve vermindering.
(…)
Ambtshalve vermindering
Naar aanleiding van de op 14 september 2015 toegestuurde specificatie van de balanspost omzetbelasting per 31 december 2010 wordt de naheffingsaanslag ambtshalve teruggebracht naar een bedrag van € 9.714. De heffingsrente wordt opnieuw berekend en de opgelegde boete zal naar evenredigheid worden verminderd.’
In de uiteindelijke ambtshalve vermindering (Kennisgeving Omzetbelasting Vermindering) van 9 oktober 2015 is de naheffingsaanslag verminderd tot € 9.714, de boetebeschikking tot € 971 en het bedrag aan heffingsrente tot € 1.121.
Belanghebbende heeft op 22 maart 2016 een beroepschrift gestuurd naar de Rechtbank. De Rechtbank heeft belanghebbende aldus begrepen dat het hierin vermelde beroep zich richt tegen de beslissing van de Inspecteur op het verzoek om ambtshalve vermindering en niet tegen de op 24 april 2015 genomen beslissing op bezwaar.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld. Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan tijdens de zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de naheffingsaanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.