Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-08-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3378, 17/00208 en 17/00209
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-08-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3378, 17/00208 en 17/00209
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 9 augustus 2018
- Datum publicatie
- 17 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:3378
- Zaaknummer
- 17/00208 en 17/00209
Inhoudsindicatie
Verzoek om uitstel onderzoek ter zitting afgewezen. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, heeft belanghebbende niet onderbouwd dat sprake is van gewichtige redenen voor uitstel en dat sprake is van een tijdig gedaan verzoek om uitstel. De naheffingsaanslagen omzetbelasting zijn terecht en tot de juiste bedragen opgelegd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00208 en 17/00209
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 23 februari 2017, nummers BRE 16/2230 en 16/2231, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde aanslagen en beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 26 november 2015 naheffingsaanslagen omzetbelasting, boetebeschikkingen en een belastingrentebeschikking opgelegd, namelijk:
- met nummer [aanslagnummer] .F.01.4501 over de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014, groot € 2.592, bestaande uit € 2.387 aan omzetbelasting, € 115 aan boete en € 90 aan belastingrente;
- met nummer [aanslagnummer] .F.01.5501 over de periode 1 januari 2015 tot en met 28 februari 2015, groot € 3.160, bestaande uit € 2.873 aan omzetbelasting en € 287 aan boete.
De naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de belastingrentebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende op 29 maart 2017 hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 501. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De heer [A] heeft namens belanghebbende bij schrijven van 20 april 2018 verzocht om uitstel van de op 24 april 2018 geplande zitting. Dit verzoek is afgewezen. Bij het verzoek om uitstel is een productie gevoegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 24 april 2018 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar is toen verschenen en gehoord namens de Inspecteur, [B] , [C] en [D] . Belanghebbende noch zijn gemachtigde is verschenen.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van een perceel grond gelegen bij de grensovergang [E] en een woning met een loods op het adres [adres 1] 6 te [plaats 1] .
Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit de verhuur van de woning en de loods. De woning met loods zijn tot en met 31 december 2012 verhuurd geweest. Over de verschuldigde huur werd omzetbelasting in rekening gebracht. De woning stond leeg van 1 januari 2013 tot 1 februari 2015. De woning is vanaf 1 februari 2015 verhuurd. De loods stond leeg van 1 januari 2013 tot 1 april 2013. De loods is vervolgens verhuurd vanaf 1 april 2013. In die beide huurovereenkomsten is geen met omzetbelasting belaste verhuur overeengekomen.
In 2014 heeft belanghebbende door een bouwbedrijf, [F] (hierna: het bouwbedrijf), verbouwingswerkzaamheden laten verrichten aan de woning. De prijs voor deze werkzaamheden bedroeg € 20.471 en is contant door belanghebbende betaald. Over dit bedrag is geen verschuldigde omzetbelasting aangegeven.
De aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting op de facturen van de bouwmaterialen voor de woning heeft belanghebbende als voorbelasting in haar aangiften in aftrek gebracht. Het betreft een bedrag van € 1.159 in 2014 en € 2.873 in 2015.
Op 22 april 2015 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2013 tot en met 28 februari 2015. Naar aanleiding van de bevinden zijn de volgende correcties berekend:
2014 januari/februari 2015
Correctie btw verlegd € 1.228
Correctie voorbelasting € 1.159 € 2.873
Naheffing € 2.387 € 2.873
De onder 2.5 vermelde correctie van € 2.387 over het jaar 2014 bestaat uit:
- correctie verlegde omzetbelasting ad € 1.228 (contante betaling ad € 20.471 maal 6% omzetbelasting);
- correctie voorbelasting woning facturen derden ad € 1.159.
Tevens is er een verzuimboete van € 115, zijnde 10% over de correctie voorbelasting van € 1.159, opgelegd. Ook is er een bedrag van € 90 aan belastingrente in rekening gebracht.
De onder 2.5 vermelde correctie over de periode 1 januari 2015 tot en met 28 februari 2015 van € 2.873 bestaat uit een correctie van de voorbelasting die ziet op de verbouwing van de woning. Tevens is er een verzuimboete van € 287, zijnde 10% over de correctie voorbelasting van € 2.873, opgelegd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen, boetebeschikkingen en belastingrentebeschikking terecht en tot een juist bedrag zijn opgelegd.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en belastingrentebeschikking.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.