Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-08-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3379, 17/00528
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-08-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3379, 17/00528
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 9 augustus 2018
- Datum publicatie
- 17 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:3379
- Zaaknummer
- 17/00528
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Het Hof schuift de matrix van de Heffingsambtenaar ter zijde, omdat daarin aan de onroerende zaak, die meer inhoud heeft dan de referentieobjecten, een te hoge m³-prijs is toegekend. Belanghebbende heeft de door hem verdedigde waarde, mede gelet op de door hem aangedragen referentieobjecten, aannemelijk gemaakt.
Hoger beroep gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00528
Uitspraak op het hoger beroep van
de heer [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant te ‘s-Hertogenbosch (hierna: de Rechtbank) van 19 juni 2017, nummer SHE 16/3786, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats 1] ,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna te noemen beschikking en aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) een beschikking gegeven, waarbij de waarde van de onroerende zaak [adres 1] 95b te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) per waardepeildatum 1 januari 2015, is vastgesteld op € 460.000 (hierna: de beschikking). Tegelijkertijd met de beschikking is aan belanghebbende een aanslag onroerende zaakbelasting voor het jaar 2016 opgelegd (hierna: de aanslag). De beschikking en de aanslag zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Heffingsambtenaar gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht van € 46 geheven. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.
De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 5 juli 2018 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [B] , WOZ-taxateur, en de heer [C] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
1.7.Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is op waardepeildatum 1 januari 2015 eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak (bouwjaar 1999) is een vrijstaande woning met berging/garage, gelegen aan een doorgaande weg. De inhoud van de woning is 629 m³ en van de berging/garage 808 m³. De oppervlakte van de grond is 1.949 m².
De Heffingsambtenaar beroept zich ter onderbouwing van de door hem vastgestelde waarde op de in de waardematrix, opgemaakt op 1 mei 2017 door mevrouw [B] , opgenomen vergelijkingsobjecten, te weten [adres 1] 104 en [adres 2] 43, beide gelegen te [woonplaats] , en [adres 3] 7a te [plaats 1] (hierna: de referentieobjecten). De waardematrix is voorzien van foto’s en van een waardeopbouw van zowel de onroerende zaak als van de referentieobjecten, alsmede van een foto van de ligging van de onroerende zaak en het referentieobject [adres 1] 104.
Belanghebbende heeft in de bezwaarfase de onroerende zaak laten taxeren door [D] , taxateur, die zijn bevindingen heeft vastgelegd in het taxatierapport van 31 augustus 2016. Het taxatierapport is voorzien van foto’s van de onroerende zaak en vermeldt op pagina 13 transactieprijzen van vier referentieobjecten, te weten [adres 4] 3 en [adres 2] 43, beide gelegen te [woonplaats] , [adres 5] 59 te [plaats 1] en [adres 1] 11 te [plaats 2] . De waarde in het economisch verkeer op de waardepeildatum van de onroerende zaak bedraagt volgens het taxatierapport € 430.000.
In hoger beroep heeft belanghebbende een aangepaste matrix overgelegd met foto’s van de onroerende zaak en drie referentieobjecten, te weten [adres 1] 104 en [adres 2] 43, beide gelegen te [woonplaats] , en [adres 3] 7a te [plaats 1] . Van laatstgenoemd referentiepand is tevens een verkoopadvertentie overgelegd.
Bij brief van 21 juni 2018, bij het Hof ingekomen op 25 juni 2018, heeft de Heffingsambtenaar een - aangepaste - waardematrix en een parabool van de bij de waardeopbouw gebruikte grondstaffel voor [woonplaats] en [plaats 1] overgelegd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum.
Belanghebbende verdedigt in hoger beroep een waarde van € 430.000 en de Heffingsambtenaar een waarde van € 460.000.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2015 op € 430.000. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.