Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-08-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3547, 17/00400
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-08-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3547, 17/00400
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 augustus 2018
- Datum publicatie
- 26 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:3547
- Zaaknummer
- 17/00400
Inhoudsindicatie
Art. 6:11 Awb. Na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift toch ontvankelijk omdat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Het hoger beroep is gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00400
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats] (België),
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 28 april 2017, nummer BRE 16/2632, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
hierna: de Ontvanger,
betreffende de hierna te noemen beschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende is bij beschikking (hierna: de beschikking) van 31 augustus 2015, nummer [nummer] , op grond van artikel 36b van de Invorderingswet 1990 (hierna: de Inv. wet) door de Ontvanger aansprakelijk gesteld voor de niet betaalde aansprakelijkheidsschuld van [bedrijf] B.V. van € 215.423. Het tegen de beschikking gemaakte bezwaar heeft de Ontvanger bij zijn uitspraak van 16 maart 2016 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46 . De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen de uitspraak van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van het Hof van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 21 juni 2018 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [echtgenoot] (de echtgenoot van belanghebbende) en mr. [A] , alsmede, namens de Ontvanger, mr. [B] en mr. [C] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van het onderzoek ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende woont sinds 13 januari 2015 op het adres [adres] 34 te [plaats] (België) (hierna: het adres).
De Ontvanger heeft op 26 augustus 2015 een aan het adres gericht “pakje” (volgens de Ontvanger met daarin de beschikking) aan PostNL aangeboden. De Ontvanger heeft een uitdraai van de site van “bpost” België overgelegd, waarin staat dat op 27 augustus 2015 het pakje met code [code] is vertrokken uit het uitwisselingskantoor in Nederland, dat het op 31 augustus 2015 onderweg was voor levering en dat het op 16 september 2015 is teruggestuurd naar de afzender (de Ontvanger), omdat het niet was afgehaald. Bij de stukken bevindt zich een foto van een envelop van de Belastingdienst, met daarop een sticker met de code [code] , een sticker met “Postkantoor [plaats] , Bericht gelaten op 31.08.15, Terugzenden op 16.09.15” en een sticker met “niet afgehaald”. Bij de stukken bevindt zich eveneens een e-mail (met bijlage) van een medewerkster van bpost, waarin staat “31/08/2015 12:32 Zending aangeboden: bestemmeling afwezig – bericht gelaten in brievenbus van bestemmeling”. Op 25 september 2015 is het pakje retour ontvangen door de Ontvanger.
De Ontvanger heeft, na het uitblijven van een reactie op de beschikking, een aanmaning met dagtekening 6 november 2015 aan het adres verzonden. Deze aanmaning is door belanghebbende ontvangen op 18 november 2015.
De Ontvanger heeft een verzoek tot notificatie ingediend, conform artikel 8 van Richtlijn 2010/24/EU, om de beschikking toe te sturen aan belanghebbende. Dit verzoek is op 6 november 2015 door de Belgische Centrale Autoriteit in behandeling genomen. Belanghebbende heeft van het afschrift van de beschikking, dat aldus is verzonden, begin december 2015 kennisgenomen.
Belanghebbende heeft bij brief van 4 december 2015, door de Ontvanger ontvangen op 8 december 2015, bezwaar gemaakt tegen de beschikking.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de vraag of het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de beschikking terecht niet-ontvankelijk is verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn.
Belanghebbende is van mening, dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Ontvanger is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Tijdens het onderzoek ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht en daaraan is toegevoegd door:
Belanghebbende:
Ik heb het afhaalbewijs (van de beschikking) niet ontvangen. Mijn echtgenoot en ik werken gedurende de hele week, als we het afhaalbewijs zouden hebben ontvangen, hadden we de beschikking in het weekend opgehaald. Het is een mogelijkheid dat de postbode het afhaalbewijs niet daadwerkelijk in mijn brievenbus heeft gedaan. Na ontvangst van de aanmaning heb ik direct contact opgenomen met mijn gemachtigde, de heer [A] . Ongeveer twee weken na ontvangst van de aanmaning heb ik de beschikking van de Belgische Centrale Autoriteit ontvangen, dat was begin december 2015. Direct daarna heb ik tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Ik vind dat de Ontvanger de beschikking eveneens per gewone post aan mij had moeten sturen, zeker nu hij wist dat de beschikking mij per aangetekende post niet had bereikt.
De Ontvanger:
De beschikking is niet per gewone post verstuurd, omdat dit niet gebruikelijk is.
De beschikking heeft geen betrekking op een boete.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak van de Ontvanger en, naar het Hof begrijpt, terugwijzing naar de Ontvanger om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen.
De Ontvanger concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.