Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-08-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3556, 17/00830
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-08-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3556, 17/00830
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 augustus 2018
- Datum publicatie
- 26 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:3556
- Zaaknummer
- 17/00830
Inhoudsindicatie
BPM. Belanghebbende betoogt dat hij ter zake van de export van de onderhavige auto recht heeft op teruggaaf van het volledige bedrag aan betaalde BPM, aangezien de desbetreffende auto op het moment van export niet of nauwelijks in gebruik is geweest. Het Hof stelt voorop dat de wet- en regelgeving niet voorziet in een teruggaafsysteem waarbij het bedrag van de teruggaaf afhankelijk is van het gebruik dat tussen het moment van registratie en het moment van export van de auto is gemaakt. In het Kaderbesluit bpm is daarentegen een goedkeuring opgenomen op grond waarvan het volledige bedrag aan betaalde BPM bij export wordt teruggegeven, mits, onder andere, is voldaan aan de voorwaarde dat met het geëxporteerde voertuig “in Nederland geen gebruik is gemaakt van de weg”. Belanghebbende komt reeds niet in aanmerking voor toepassing van deze goedkeuring omdat gesteld noch gebleken is dat met de auto in Nederland geen gebruik is gemaakt van de weg. Naar het oordeel van het Hof is het niet in strijd met artikel 110 van het VWEU dat noch het wettelijke systeem noch voornoemde goedkeuring voorziet in teruggaaf van het hele bedrag aan BPM in gevallen waarin een auto wel doch nauwelijks in Nederland gebruik heeft gemaakt van de weg.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00830
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 9 november 2017, nummer BRE 16/9198, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen teruggaafbeschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij beschikking (hierna: de teruggaafbeschikking) met dagtekening 30 maart 2016 en beschikkingsnummer [beschikkingsnummer] is aan belanghebbende een teruggaaf belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) (hierna: de teruggaaf) verleend ter hoogte van € 53.681. Na tegen de teruggaafbeschikking gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur deze bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 168. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 250. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 11 juli 2018 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [A] , verbonden aan [AA] , als gemachtigde van belanghebbende alsmede, namens de Inspecteur, [B] , [C] en [D] .
Belanghebbende heeft op deze zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
[bedrijf 1] B.V. heeft op 23 december 2014 een [merk auto] met kenteken [kenteken] en VIN-nummer [nummer] (hierna: de auto) geregistreerd in het Nederlandse kentekenregister. De auto is op 2 januari 2016 in het kentekenregister op naam gesteld. Ter zake van deze registratie heeft [bedrijf 1] B.V. een bedrag aan BPM ter hoogte van € 59.845 op aangifte voldaan.
Op 2 januari 2016 heeft [bedrijf 1] B.V. de auto verkocht aan [bedrijf 2] Autolease B.V. (hierna: [bedrijf 2] ). De verkoop heeft plaatsgevonden voor een bedrag van € 239.991,77, met dien verstande dat dit de verkoopprijs inclusief BTW (€ 31.257,33) en BPM (€ 59.845) betreft. De kilometerstand van de auto bedroeg op het moment van deze verkoop 22. De auto is op voornoemde datum in het kentekenregister op naam van [bedrijf 2] gesteld.
[bedrijf 2] heeft de auto vervolgens op basis van een leaseovereenkomst ter beschikking gesteld aan [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] ). De ingangsdatum van de leaseovereenkomst is 5 januari 2016.
[bedrijf 2] heeft de auto op 18 februari 2016 verkocht aan [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijf 3] ) voor een bedrag – inclusief BTW (€ 32.409,07) en BPM (€ 53.262,05) – van € 240.000. De kilometerstand van de auto bedroeg op voornoemde datum 550. Op 18 februari 2016 is de auto in het kentekenregister op naam van [bedrijf 3] gesteld.
[bedrijf 3] heeft de auto op 24 februari 2016 verkocht aan belanghebbende voor een bedrag – inclusief BTW (€ 24.297,52) en BPM (€ 53.681) – van € 193.681. De kilometerstand van de auto bedroeg op voornoemde datum 645. Op 24 februari 2016 is de auto in het kentekenregister op naam van belanghebbende gesteld.
Op 25 februari 2016 is de registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister beëindigd, omdat de auto buiten Nederland is gebracht en in Duitsland, op naam van belanghebbende, is geregistreerd. Naar aanleiding van deze export heeft belanghebbende een verzoek ingediend tot teruggaaf van een bedrag aan BPM ter hoogte van € 59.845.
Bij beschikking met dagtekening 30 maart 2016 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een teruggaaf ter hoogte van € 53.681 verleend.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de teruggaafbeschikking naar een juist bedrag is vastgesteld.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende hier, zakelijk weergegeven, het volgende aan toegevoegd:
- -
-
Ik betwist dat het besluit van 23 november 2015, BLKB 2015/1382M, Stcrt. 2015, 42967 (hierna: het Kaderbesluit bpm) zo geïnterpreteerd dient te worden dat de omstandigheid dat met een auto één kilometer op de Nederlandse weg is gereden het verlenen van teruggaaf van het volledige bedrag aan betaalde BPM in de weg staat. Er dient, mijns inziens, aansluiting gezocht te worden bij de criteria die bij import gehanteerd worden om vast te stellen of een voertuig als nieuw of als gebruikt aangemerkt dient te worden;
- -
-
Belanghebbende heeft een dienst aan [bedrijf 3] verleend doordat eerstgenoemde de auto op zijn naam heeft gesteld en deze vervolgens heeft geëxporteerd. Belanghebbende heeft in dit kader een fee ontvangen. De factuur die met betrekking tot de verkoop van de auto door [bedrijf 3] aan belanghebbende is opgesteld heeft geen economische waarde. Deze factuur is uitsluitend opgesteld met het oog op een eventuele controle door de RDW. De op de factuur opgenomen waarde reflecteert derhalve niet de waarde in het economische verkeer van de auto op het moment van verkoop; en
- -
-
Ik stel mij in hoger beroep niet langer op het standpunt dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden.
Ter zitting heeft de Inspecteur hier, zakelijk weergegeven, het volgende aan toegevoegd:
- -
-
Mijns inziens komt bij de beantwoording van de vraag of de auto als nieuw aangemerkt dient te worden geen doorslaggevend belang toe aan de bedragen waarvoor deze in de periode tussen het moment van eerste registratie in het Nederlandse kentekenregister en beëindiging van de registratie in dit kentekenregister is verkocht; en
- -
-
Ik weet niet of de auto beschadigingen vertoonde op het moment van export.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur en teruggaaf van de BPM tot een bedrag van € 59.845. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.