Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-08-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3652, 17/00479
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-08-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3652, 17/00479
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 31 augustus 2018
- Datum publicatie
- 6 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:3652
- Zaaknummer
- 17/00479
Inhoudsindicatie
Toepassing van het bijzondere tarief (kwarttarief) voor kampeerauto’s van artikel 23a van de Wet MRB. De inspecteur heeft terecht de ingangsdatum voor toepassing van het kwarttarief op 10 december 2015 gesteld.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00479
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 14 juni 2017, nummer BRE 16/3029, in het geding tussen
de heer [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en
de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde beschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft bij beschikking, beschikkingsnummer [nummer] , het verzoek van belanghebbende om toepassing van het bijzonder tarief van artikel 23a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB) toegewezen met ingang van 10 december 2015. Het tegen deze beschikking gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de Inspecteur ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de beschikking gewijzigd door de ingangsdatum van het bijzonder tarief van artikel 23a van de Wet MRB op 1 januari 2013 vast te stellen en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 3 augustus 2018 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [A] en mevrouw [B] .
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende is sinds 28 februari 2011 houder van een [automerk] type [type] met kenteken [kenteken] (de auto). De datum van eerste toelating is 24 augustus 2006. De datum van eerste afgifte in Nederland is 10 september 2007.
Op 29 januari 2016 heeft belanghebbende verzocht om toepassing van het bijzondere tarief (kwarttarief) voor kampeerauto’s van artikel 23a van de Wet MRB met ingang van 28 februari 2011. De Inspecteur heeft het verzoek gehonoreerd met ingang van 10 december 2015.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag met ingang van welke datum de Inspecteur het kwarttarief dient toe te passen.
Belanghebbende is van mening dat het kwarttarief met ingang van 1 januari 2013 moet worden toegepast. De Inspecteur is de opvatting toegedaan dat het kwarttarief met ingang van 10 december 2015 moet worden toegepast.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Partijen hebben ter zitting hun stellingen nader toegelicht. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat zij – bij gebrek aan wetenschap – niet kan beoordelen of de auto in de periode tussen de verkrijging door belanghebbende en het verzoek om toepassing van het kwarttarief, heeft voldaan aan de in de wet- en regelgeving genoemde inrichtingseisen van een kampeerauto.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep.