Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-02-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:383, 16/03850
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-02-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:383, 16/03850
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 1 februari 2018
- Datum publicatie
- 2 maart 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:383
- Zaaknummer
- 16/03850
Inhoudsindicatie
Aan de orde is een ter zake van de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de bouw van een woning aan belanghebbende opgelegde legesaanslag. Na vermindering bij uitspraak op bezwaar is in de legesaanslag een ter zake van de behandeling van de omgevingsvergunningaanvraag voor de activiteit bouwen geheven legesbedrag ter hoogte van € 2.386,60. Naar het oordeel van het Hof zijn de leges ter zake van de activiteit bouwen enkel geheven voor twee administratieve handelingen, te weten het registreren van de aanvraag en het publiceren daarvan in het gemeenteblad. Naar het oordeel van het Hof hebben deze twee administratieve handelingen te weinig ‘substance’ om te kunnen spreken van dienstverlening jegens belanghebbende waarvoor leges kunnen worden geheven tot een bedrag als in het onderhavige geval. Voorts acht het Hof van belang dat belanghebbende geloofwaardig heeft verklaard dat zij de omgevingsvergunning heeft aangevraagd op advies van de behandelend ambtenaar, dat zij op het terrein van de lokale belastingheffing als leek moet worden beschouwd en dat zij zich in haar contacten met de behandelend ambtenaar niet heeft laten bijstaan door een fiscaal adviseur. Het Hof komt tot de slotsom dat het hoger beroep gegrond is en dat de leges ter zake van de activiteiten bouwen ten onrechte zijn geheven.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03850
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 30 september 2016, nummer AWB 16/34, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Maasgouw,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna te noemen aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met verzenddatum 10 juni 2015 ter zake van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning aan de [adres] te [plaats] een legesaanslag (hierna: de legesaanslag) ter hoogte van, in totaal, € 4.370,13 opgelegd. Het legesbedrag bestaat uit een bedrag van € 3.953,13 voor de behandeling van de omgevingsvergunningaanvraag voor de activiteit bouwen, een bedrag van € 124 voor de eerste welstandsbeoordeling door de omgevingscommissie, een bedrag van € 104 voor de tweede en derde welstandsbeoordeling door de omgevingscommissie en een bedrag van € 85 voor de door belanghebbende gegeven toelichting op de aanvraag.
Na tegen de legesaanslag gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de legesaanslag verminderd tot een bedrag van, in totaal, € 2.803,60. Het legesbedrag bestaat na deze vermindering uit een bedrag van € 2.386,60 voor de behandeling van de omgevingsaanvraag voor de activiteit bouwen, een bedrag van € 124 voor de eerste welstandsbeoordeling door de omgevingscommissie, een bedrag van € 104 voor de tweede en derde welstandsbeoordeling door de omgevingscommissie en een bedrag van € 85 voor de door belanghebbende gegeven toelichting op de aanvraag.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 29 november 2017 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [A] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende heeft een “Verzoek tot beoordeling van een schetsplan” (hierna: het verzoek) met dagtekening 7 december 2014 ingediend bij de gemeente Maasgouw (hierna: de gemeente). Het verzoek betreft de bouw van een woning aan de [adres] te [plaats] op het perceel met het kadastrale nummer [nummer 1] sectie [--] (hierna: de woning). Het indienen van een dergelijk verzoek wordt op grond van de Verordening op de heffing en de invordering van leges Maasgouw 2014 (hierna: de Legesverordening) niet in de legesheffing betrokken.
Op 31 december 2014 heeft belanghebbende een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van de woning (hierna: de aanvraag) ingediend bij de gemeente. Voor zover in hoger beroep relevant, heeft belanghebbende in de aanvraag opgenomen dat de geschatte bouwkosten van de woning, exclusief omzetbelasting, € 95.000 bedragen.
Met betrekking tot de aanvraag heeft de gemeente een “Algemene ontvangstbevestiging” (hierna: de ontvangstbevestiging) met dagtekening 6 januari 2015 aan belanghebbende gezonden, waarin, voor zover in hoger beroep relevant, het volgende is opgenomen:
“Op 31 december 2014 hebben wij uw aanvraag om een omgevingsvergunning ontvangen voor het bouwen van een nieuwbouwwoning aan het kadastraal perceelnummer [nummer 1] Sectie [--] in de gemeente Maasgouw. Het betreft een aanvraag voor de volgende activiteiten uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo):
- bouw.
Uw aanvraag is geregistreerd onder nummer [nummer 2] .
U ontvangt van ons binnenkort een brief waarin u wordt geïnformeerd over de behandeling van uw aanvraag. (…)”.
De gemeente heeft, in tegenstelling tot hetgeen zij belanghebbende heeft medegedeeld in de ontvangstbevestiging, belanghebbende niet schriftelijk op de hoogte gesteld over de verdere behandeling van de aanvraag.
Het plan voor de bouw van de woning is vier keer, namelijk tijdens de vergaderingen van 15 januari 2015, 22 januari 2015, 5 februari 2015 en 12 maart 2015, voorgelegd aan de omgevingscommissie ter uitvoering van een welstandsbeoordeling. Voor zover in hoger beroep relevant, is in het verslag van de vergadering die de omgevingscommissie op 12 maart 2015 heeft gehouden het volgende opgenomen:
“10.25 – 10.25 uur Plan voor het bouwen van een woonhuis aan het adres [adres] te [plaats]
De heer [belanghebbende]
Advies15 januari 2015: Aanwezig zijn behalve de architect de opdrachtgeefster en haar partner. De architect licht het plan toe. De architectuur is afgeleid van het modernisme uit de jaren 70 van de vorige eeuw. De commissie omarmt deze keuze, maar kijkt tevens naar de welstandsnota en wel specifiek naar de beoordelingscriteria “historische kern”. Vanuit dit perspectief en vanuit hetgeen in de omgeving gebouwd is en gebouwd gaat worden vindt de commissie dat op een of andere manier een kap toegevoegd zou moeten worden. Concluderend wordt een lessenaars dak het meest passend gevonden bij de gekozen architectuur. Gelet op het feit dat reeds een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend adviseert de commissie om formele redenen negatief. Met de architect is afgesproken dat hij volgende week zijn aangepast plan ter beoordeling voorlegt.
Advies 22 januari 2015: Gelet op het vorige advies vindt de commissie een zadeldak acceptabel, mits het volume van de kap krachtiger wordt. De commissie geeft de secretaris suggesties mee m.b.t. tot een mogelijke kap en mogelijke verbeteringen in de gevelbehandeling, die hij aan de architect kan overleggen.
Advies 5 februari 2015: De commissie constateert dat haar vorige advies ter harte is genomen. De commissie adviseert positief en ziet bij de indiening van de vergunningstekening de uitwerking van de woning m.b.t. details en materialen met belangstelling tegemoet.
Advies: De commissie adviseert positief, onder de voorwaarde dat de kap steiler wordt uitgevoerd.”.
Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 24 februari 2015 verzocht om verlenging met drie maanden van de termijn om op de aanvraag te beslissen. De gemeente heeft de termijn om op de aanvraag te beslissen, conform het door belanghebbende ingediende verzoek, verlengd.
Bij brief met dagtekening 26 mei 2015 heeft belanghebbende verzocht om de aanvraag in te trekken.
Naar aanleiding van voornoemd verzoek heeft de gemeente belanghebbende bij brief met dagtekening 27 mei 2015 medegedeeld dat zij de behandeling van de aanvraag, conform het door belanghebbende ingediende verzoek, heeft beëindigd, doch dat belanghebbende voor het in behandeling nemen van de aanvraag, conform de Legesverordening en de als bijlage bij de Legesverordening gevoegde Tarieventabel leges (hierna: de Tarieventabel), een bedrag aan leges ter hoogte van, in totaal, € 4.370,13 verschuldigd is.
De intrekking van de aanvraag is op 10 juni 2015 in het Gemeenteblad 2015 nr. 50027 gepubliceerd.
Op 10 juni 2015 heeft de Heffingsambtenaar de legesaanslag ter hoogte van € 4.370,13 aan belanghebbende opgelegd, met dien verstande dat dit legesbedrag bestaat uit een bedrag van € 3.953,13 voor de behandeling van de omgevingsvergunningaanvraag voor de activiteit bouwen, een bedrag van € 124 voor de eerste welstandsbeoordeling door de omgevingscommissie, een bedrag van € 104 voor de tweede en derde welstandsbeoordeling door de omgevingscommissie en een bedrag van € 85 voor de door belanghebbende gegeven toelichting op de aanvraag.
Het legesbedrag van € 3.953,13 dat aan belanghebbende is opgelegd ter zake van de behandeling van de omgevingsvergunningaanvraag voor de activiteit bouwen is gebaseerd op bouwkosten ter hoogte van € 158.940.
Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 4 juli 2015 heeft de Heffingsambtenaar het legesbedrag dat aan belanghebbende is opgelegd ter zake van de behandeling van de omgevingsvergunningaanvraag voor de activiteit bouwen verminderd tot een bedrag van € 2.386,60. De Heffingsambtenaar heeft deze vermindering als volgt onderbouwd:
“Bouwen
De hoogte van de bouwkosten zijn afhankelijk van de bouwkosten. In uw aanvraag omgevingsvergunning is een bedrag van € 95.000,- excl. btw als bouwkosten opgegeven. Aan de hand van door ons gehanteerde richtprijzen zijn de bouwkosten, waarop de legesheffing is gebaseerd, bepaald op € 158.940,-. Omdat dit gedurende de behandeling van uw aanvraag niet met u gecommuniceerd is, hanteer ik voor de bepaling van het tarief de door u opgegeven bouwkosten.”.
Na vermindering bij uitspraak op bezwaar bedraagt de legesaanslag € 2.803,60, met dien verstande dat de legesbedragen die aan belanghebbende zijn opgelegd ter zake van de welstandsbeoordelingen door de omgevingscommissie en ter zake van de door belanghebbende gegeven toelichting op de aanvraag zijn gehandhaafd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Heeft de gemeente ter zake van de activiteit bouwen diensten verleend als bedoeld in art. 229, lid 1, onderdeel b, van de Gemeentewet?
2. Bij een bevestigende beantwoording van vraag 1: staat, gelet op de feiten en omstandigheden van het onderhavige geval, de redelijkheid en billijkheid legesheffing ter zake van de activiteit bouwen in de weg?
Belanghebbende is primair van mening dat vraag 1 ontkennend moet worden beantwoord. Belanghebbende is subsidiair van mening dat als vraag 1 bevestigend moet worden beantwoord, vraag 2 bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar meent dat vraag 1 bevestigend en vraag 2 ontkennend moet worden beantwoord.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende heeft ter zitting, zakelijk weergegeven, onder andere het volgende verklaard:
- -
-
Vanaf de eerste welstandsbeoordeling door de omgevingscommissie werd ik geadviseerd door een ambtenaar van de gemeente met betrekking tot de mogelijkheden om een bouwplan te verwezenlijken dat voldoet aan de hieraan door de omgevingscommissie gestelde eisen. Deze ambtenaar heeft met betrekking tot de door hem verleende advisering, ondanks dat ik hier herhaaldelijk om verzocht heb, niets op papier gezet.
- -
-
Mijns inziens, is het onrechtvaardig dat van mij een legesbedrag ter zake van de activiteit bouwen is geheven, terwijl in dit kader geen werkzaamheden door de gemeente zijn verricht. Bovendien was het, gelet op het ontbreken van een volledige aanvraag, onmogelijk om de aanvraag ter zake van de activiteit bouwen inhoudelijk te toetsen.
De Heffingsambtenaar heeft ter zitting, zakelijk weergegeven, onder andere het volgende verklaard:
- -
-
De gemeente heeft zeer weinig schriftelijke correspondentie gevoerd met belanghebbende. Ik kan de (adviserende) rol van de ambtenaren van de gemeente bij de behandeling van de aanvraag echter niet beoordelen.
- -
-
De gemeente heeft een ontvangstbevestiging van de aanvraag aan belanghebbende verzonden. Vervolgens is de aanvraag op volledigheid getoetst. De aanvraag bleek onvolledig te zijn. Desondanks heeft de gemeente grof getoetst of de aanvraag in overeenstemming is met het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. In dit kader is de aanvraag voorgelegd aan de omgevingscommissie ter uitvoering van een welstandsbeoordeling. De welstandsbeoordeling maakt deel uit van de behandeling van de aanvraag. Een negatieve welstandsbeoordeling kan namelijk een reden zijn om de aanvraag af te wijzen.
- -
-
Alhoewel ik begrip heb voor de positie van belanghebbende, kan ik niet in individuele gevallen afwijken van hetgeen in de Gemeentewet, Legesverordening en Tarieventabel is opgenomen.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de legesaanslag tot een bedrag van € 417. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.