Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-09-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3939, 17/00261 en 17/00263
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-09-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3939, 17/00261 en 17/00263
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 21 september 2018
- Datum publicatie
- 14 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:3939
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2017:2386, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 17/00261 en 17/00263
Inhoudsindicatie
Navorderingsaanslagen. Inkomstenbelasting. Winst uit onderneming. Op basis van verklaringen van belanghebbende afgelegd bij de politie in het kader van een ander onderzoek, alsook overige verklaringen en gegevens overgelegd door belanghebbende, acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende een hogere winst uit onderneming heeft genoten dan hij heeft aangegeven in de aangifte IB/PVV. De achteraf opgestelde administratie is gebrekkig. Het Hof volgt de door de Inspecteur vastgestelde winst uit onderneming. Wijziging van de juridische kwalificatie kan geen verhoging van de boete met zich brengen. Het Hof vermindert de boetes wegens overschrijding van de redelijke termijn. Interne compensatie zou in feite een verhoging van de boete betekenen.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00261 en 17/00263
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats 1] (Spanje),
domicilie kiezend te [plaats 2] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 28 februari 2017, nummers BRE 15/850 en 15/852, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te vermelden belastingaanslagen en beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 25 juni 2013 belastingaanslagen in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, alsmede bij beschikking een boete. Bij beschikking is tevens heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende belastingaanslagen en beschikkingen:
Soort aanslag |
Jaar |
Aanslagnummer [aanslagnummer] |
Kenmerk Hof |
Belasting |
Boete |
Heffings-rente |
|
navorderings- aanslag |
2008 |
H.87 |
17/00261 |
€ |
32.524 |
16.106 |
4.890 |
navorderings- aanslag |
2009 |
H.97 |
17/00263 |
€ |
112.298 |
56.149 |
11.716 |
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraken de navorderingsaanslagen IB/PVV, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente verminderd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 1 juni 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigden [A] en [B] (hierna: [B] ), alsmede, namens de Inspecteur, [C] en [D] . Te dezer zitting zijn gezamenlijk doch niet gevoegd behandeld de hoger beroepszaken van belanghebbende met zaaknummers 17/00260 tot en met 17/00264 en 17/00267 tot en met 17/00273.
De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende was in de jaren 2008 tot en met 2013 woonachtig in Nederland. Belanghebbende had een woning in [plaats 1] , Spanje.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2008 een aangifte IB/PVV ingediend na daartoe te zijn uitgenodigd en na het verstrijken van de in de aanmaning gestelde uiterste termijn. Bij de aangifte is een verzamelinkomen aangegeven van € 11.909, bestaande uit belastbare winst uit onderneming van € 10.177, negatieve inkomsten uit eigen woning van € 2.732 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.464.
Met dagtekening 12 november 2010 is de aanslag IB/PVV 2008 overeenkomstig de ingediende aangifte IB/PVV 2008 vastgesteld.
Voor het jaar 2009 is belanghebbende niet uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV en belanghebbende heeft ook niet verzocht om een uitnodiging. Er is aan belanghebbende geen aanslag IB/PVV opgelegd.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2009 aangiften omzetbelasting ingediend. Daarin is een omzet van € 236.123 vermeld.
Belanghebbende is op 19 februari 2013 door de politie verhoord als verdachte in verband met illegale handel in onder andere auto’s (hierna ook: het politieverhoor). In het proces-verbaal van het verhoor (PV nr. [nummer] ) zijn de volgende vragen (V) en verklaringen van belanghebbende (A) opgenomen:
“V: Hoeveel verdient u netto per maand?
[belanghebbende] : Ik verdien op jaarbasis tussen de 30 en 60.000,- Euro. Vorig jaar heb ik ongeveer 50.000 Euro verdiend. Dit was een redelijk bedrag de jaren daarvoor in de periode 2006 tot en met 2008 verdiende ik meer, zo tussen de 70 en 80.000,- Euro netto.
(…)
V: Wat kunt u verklaren over uw vermogenspositie?
[belanghebbende] : Ik vind dat deze goed is. Ik wil op een gegeven moment de positie bereiken dat ik niet meer hoef te werken en kan leven van mijn geld en niet meer moeten werken. Ik ben er nog niet. Ik ben al wel een eind op scheut. Als ik nu wil stoppen zou dat kunnen maar zou ik op een vrij eenvoudige manier kunnen leven. Ik bedoel dan in een klein huisje met zonnecollectoren op het dak en een moestuintje. Mijn voorkeur heeft Spanje.
V: Wat kunt u vertellen over de maandelijkse uitgaven ? hypotheek, vaste lasten, eten, reizen etc?
[belanghebbende] : Als ik eea even snel optel schat ik ongeveer tussen de 15 en 1750 Euro.
V: Kunt u van deze inkomsten rondkomen of hebt u nog andere uitkeringen of bijbanen?
[belanghebbende] : Ik kan daarvan rondkomen.
V: Wat voor werk doet u precies?
[belanghebbende] : Ik ben autohandelaar. (…)
V: Hoe komt u aan de voertuigen? (waarop selecteert u, alleen Spaanse voertuigen, leeftijd, prijsklasse?)
[belanghebbende] : Ik kijk wat mij wordt aangeboden. Ik kijk wat interessant is voor de markt en de export. De auto’s moeten goedkoop zijn. Momenteel zijn de Spaanse taxies in trek, Bijvoorbeeld een [merk auto 1] en een [merk auto 2] . Deze auto’s verkoop ik zo door. De kopers knappen de auto’s weer op en verkopen deze weer door.
V: Zijn deze voertuigen voor eigen gebruik? Met welk oogmerk worden deze voertuigen gekocht?
[belanghebbende] : Ik koop de auto’s in Spanje met als doel deze weer te verkopen. Per maand verkoop ik in de meest gunstige periode 1 vrachtwagen per 2 weken. Dit zijn ongeveer 9 auto’s In de minst gunstige periode verkocht ik 9 auto’s in anderhalve maand. Een taxi koop ik in voor 1500 a 2000 Euro en verkoop in voor ongeveer 2600 Euro. Mijn marge bedraagt ongeveer 700 Euro. Hiervan gaan de kosten voor het transport en de advertentiekosten De kosten voor het vervoer van Spanje naar Nederland bedragen Euro 220,- per auto.”
Op 19 februari 2013 heeft eveneens een gesprek tussen belanghebbende en de Belastingdienst plaatsgevonden in verband met een door de Belastingdienst ingesteld woonplaatsonderzoek. In dat gesprek heeft belanghebbende het volgende verklaard:
“ [belanghebbende] verklaart dat hij momenteel in Spanje wel een autohandel heeft, maar géén bedrijf. Hij koopt auto’s in van een contactpersoon in [plaats 4] en zet deze vervolgens op internet. Het zijn voornamelijk taxi’s.
Dan verkoopt hij deze auto’s met een winstmarge van +/- € 400 á € 500 naar voornamelijk Oosteuropese landen. Het gaat om zo’n 30 tot 40 auto’s per jaar, nu in de crisistijd loopt dat wel wat terug, volgens [belanghebbende]
Wanneer een dergelijke auto op transport moet, wat zo’n 11 á 12 keer per jaar gebeurt, moet [belanghebbende] € 225 per auto betalen voor vervoer naar adres van de koper.
Er bestaat in Spanje geen administratie verplichting, volgens [belanghebbende] , dus houdt hijzelf óók geen administratie bij”
In een rapport van 25 juni 2013 met daarin de bevindingen van het woonplaatsonderzoek heeft de Inspecteur geconstateerd dat belanghebbende niet in Spanje doch in Nederland bij zijn moeder woonachtig was op het adres [adres 1] 12 te [plaats 3] en dat zijn onderneming vanuit Nederland werd uitgeoefend.
Naar aanleiding van de verklaringen van belanghebbende bij de politie en de bevindingen van het woonplaatsonderzoek zijn aan belanghebbende diverse belastingaanslagen opgelegd over de jaren 2008 tot en met 2013, waaronder de onderhavige navorderingsaanslagen waarbij voor de jaren 2008 en 2009 € 72.555 respectievelijk € 236.123 als resultaat uit overige werkzaamheden (hierna: RUOW) in aanmerking is genomen. Voorts zijn vergrijpboetes van € 16.106 respectievelijk € 56.149 opgelegd.
Belanghebbende heeft in juli 2014 alsnog een aangifte IB/PVV 2009 ingediend naar een verzamelinkomen van € 8.207, bestaande uit een belastbare winst uit onderneming van € 2.121, negatieve inkomsten uit eigen woning van € 1.970 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.056.
Tot de stukken van het geding behoren door belanghebbende opgestelde overzichten van door hem verkochte auto’s.
Op 31 juli 2014 heeft de Belastingdienst overleg gehad met [B] , de toenmalige gemachtigde van belanghebbende, naar aanleiding van de ingediende aangifte IB/PVV 2009. De medewerker van de Belastingdienst heeft in een interne e-mail van 1 augustus 2014 de volgende bevindingen van dit overleg neergelegd:
“Doel van ons bezoek was het vormen van een globaal oordeel over de aanvaardbaarheid, betrouwbaarheid en controleerbaarheid van de inmiddels door [B] ingediende aangiften IB/PV/Zvw 2009 van [belanghebbende] en de daaraan ten grondslag liggende administratie.
(…)
Tot op heden is alleen de administratie over het jaar 2009 aangepast. Hierbij is [B] uitgegaan van de cijfers van de vorige adviseur, [E] , maar hij heeft daar verder niks mee gedaan. Hij heeft alleen naar de manco’s gekeken (??);
In de aangifte 2009 is nu wel zelfstandigenaftrek geclaimd. [E] had dit niet gedaan, maar volgens [B] heeft [belanghebbende] voldaan aan het urencriterium;
De cijfers over het jaar 2008, waartegen eveneens bezwaar loopt, heeft hij niet aangepast. Ook over dat jaar zijn er enkele mutaties, maar die heeft [B] gemakshalve maar in het jaar 2009 verwerkt (??);
[B] heeft praktisch gehandeld, want het was ondoenlijk om alles opnieuw op te zetten;
[B] heeft de bankrekeningen als basis genomen, waarbij is uitgegaan van zowel de bankrekeningen van [belanghebbende] als die van zijn moeder;
Van de handel in telefoons is helemaal niets voorhanden. Daarvoor is alleen gekeken naar de bankstortingen, maar volgens [B] stelde de handel in telefoons niet veel voor;
Er is géén kasboek;
Van veel transacties zijn géén inkoop- en/of verkoopfacturen voorhanden. Hierbij is [B] uitgegaan van aannames en/of van hetgeen [belanghebbende] daarover heeft verklaard;
(…)
[B] is dus uitgegaan van hetgeen [belanghebbende] hem heeft verteld en van aannames. Er zijn een hoop zaken die hij niet weet of die hij niet wil weten. Zo hebben we hem gevraagd naar de huur van de loods in de [adres 2] en de auto’s die daarin stonden. Hier weet [B] niets van;
[B] heeft het maar gedaan met hetgeen hij heeft gehad. Hij is er echter wel van overtuigd dat er, voor zover nodig, is voldaan aan de administratieve verplichtingen en dat de vereiste aangiften zijn gedaan (??).
Conclusie:
Naar onze mening is er voor het jaar 2009 sprake van een onvolledige en oncontroleerbare administratie.
(…) In de spreadsheets die hij toe heeft gezonden, zie je wel een aantal transacties, maar deze zijn niet te herleiden naar de basisadministratie;"
Op 29 oktober 2014 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. In het verslag van dit gesprek is het volgende vermeld:
“8. Grondslag van de aanslagen
Belanghebbende heeft bij het verhoor door de politie/Belastingdienst het verhaal rooskleuriger voorgesteld dan dat het in werkelijkheid is geweest. Hij was tenslotte in de veronderstelling dat hij niet belastingplichtig was in Nederland.
De omzet in de herziene aangiften zijn vastgesteld aan de hand van de in- en verkoop bescheiden, de bankafschriften, een boekje (schriftje) en de RDW gegevens van de in Nederland ingevoerde en verkochte auto’s. Daarnaast is de adviseur middels een kasopstelling de geldstromen nagegaan. Er is in Nederland alleen verkocht, auto’s zijn niet ingevoerd maar rechtstreeks verkocht naar hoofdzakelijk Duitsland, maar ook naar Polen, Oekraïne, Rusland en Litouwen. Als een auto in Spanje wordt verkocht en rechtstreeks wordt geleverd komt deze niet voor in de RDW gegevens. Verkocht is er aan particulieren en ondernemers. Niet van alle verkopen zijn facturen aanwezig.
In 2011 heeft belanghebbende gemiddeld 1 auto per week verkocht. In de periode 2008-2010 is er minder verkocht dan in 2011. De OB-omzet 2009 van € 239.000 betreft een aansluiting bij de oude adviseur, de heer [E] .
Belanghebbende hanteert de volgende marges:
- voor kleine auto’s: +/- € 50
- voor midden auto’s: € 200 tot € 300
- voor dure auto’s: € 1.000 tot € 2.000”
Tot de stukken van het geding behoort een door de Inspecteur opgestelde vermogensvergelijking. Daarin komt de Inspecteur tot de volgende conclusies:
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
|
winst volgens aangifte |
€ 18.985 |
€ 11.202 |
€ -23.140 |
€ -10.225 |
€ 16.952 |
uitgaven |
€ 50.000 |
€ 50.000 |
€ 48.500 |
€ |
€ 48.800 |
netto privé |
€ -31.015 |
€ -38.798 |
€ -71.640 |
€ -56.225 |
€ -30.648 |
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de gecorrigeerde inkomsten niet langer als RUOW aangemerkt, maar als winst uit onderneming, en heeft de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling toegepast. De winst uit onderneming vóór ondernemersaftrek is zowel voor 2008 als 2009 vastgesteld op € 50.000, de belastbare winst uit onderneming is in die jaren vastgesteld op respectievelijk € 38.728 en € 38.407. De boetes zijn bij uitspraken op bezwaar verminderd tot 25% van de nagevorderde IB/PVV wegens grove schuld.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is de bewijslast omgekeerd en verzwaard ten aanzien van de navorderingsaanslag IB/PVV 2008?
II. Is de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
III. Is de navorderingsaanslag IB/PVV 2009 terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
IV. Zijn de boetes terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, de navorderingsaanslagen IB/PVV 2008 en 2009, de beschikkingen heffingsrente en de boetes. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.