Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-09-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3941, 17/00267, 17/00269 tot en met 17/00272
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-09-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3941, 17/00267, 17/00269 tot en met 17/00272
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 21 september 2018
- Datum publicatie
- 14 november 2018
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:3941
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2017:2385, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 17/00267, 17/00269 tot en met 17/00272
Inhoudsindicatie
Voorlopige aanslagen. Inkomstenbelasting. Winst uit onderneming. Op basis van verklaringen van belanghebbende afgelegd bij de politie in het kader van een ander onderzoek, alsook overige verklaringen en gegevens overgelegd door belanghebbende, acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende een hogere winst uit onderneming heeft genoten dan hij heeft aangegeven in de aangifte IB/PVV 2011 en 2012. De achteraf opgestelde administratie is niet betrouwbaar. Over 2013 zijn geen concrete gegevens bekend. Het Hof volgt de door de Inspecteur vastgestelde winst uit onderneming over 2012 en 2013 en vermindert de winst uit onderneming over 2011.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00267, 17/00269 tot en met 17/00272
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats 1] (Spanje),
domicilie kiezend te [plaats 2] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 28 februari 2017, nummers BRE 15/856 en 15/858 tot en met 15/861, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te vermelden beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 25 juni 2013 belastingaanslagen in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd. Bij de voorlopige aanslag IB/PVV 2011 is tevens bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende belastingaanslagen en beschikking:
Soort aanslag |
Jaar |
Aanslagnummer [aanslagnummer] |
Kenmerk Hof |
Belasting |
Heffings-rente |
||
voorlopige aanslag |
IB/PVV |
2011 |
H.10.01 |
17/00267 |
€ |
17.930 |
705 |
voorlopige aanslag |
IB/PVV |
2012 |
H.20.01 |
17/00270 |
€ |
15.721 |
- |
voorlopige aanslag |
ZVW |
2012 |
W.20.01 |
17/00269 |
€ |
2.500 |
- |
voorlopige aanslag |
IB/PVV |
2013 |
H.30.01 |
17/00272 |
€ |
16.682 |
- |
voorlopige aanslag |
ZVW |
2013 |
W.30.01 |
17/00271 |
€ |
2.825 |
- |
Belanghebbende heeft verzocht om herziening van voornoemde voorlopige aanslagen IB/PVV en ZVW. De Inspecteur heeft bij beschikkingen van 2 augustus 2013 (2011 en 2012) respectievelijk 9 september 2013 (2013) deze verzoeken afgewezen.
Na bezwaar tegen de herzieningsbeschikkingen heeft de Inspecteur bij uitspraken de voorlopige aanslagen IB/PVV 2011 tot en met 2013 en de voorlopige aanslagen ZVW 2012 en 2013 verminderd, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en geconcludeerd tot teruggaaf van heffingsrente / belastingrente (hierna ook wel: heffingsrente) ten aanzien van de voorlopige aanslagen IB/PVV 2011 en 2012 en ZVW 2012.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 1 juni 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigden [A] en [B] (hierna: [B] ), alsmede, namens de Inspecteur, [C] en [D] . Te dezer zitting zijn gezamenlijk doch niet gevoegd behandeld de hoger beroepszaken van belanghebbende met zaaknummers 17/00260 tot en met 17/00264 en 17/00267 tot en met 17/00273.
De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende was in de jaren 2008 tot en met 2013 woonachtig in Nederland. Belanghebbende had een woning in [plaats 1] , Spanje.
Belanghebbende is op 19 februari 2013 door de politie verhoord als verdachte in verband met illegale handel in onder andere auto’s (hierna ook: het politieverhoor). In het proces-verbaal van het verhoor (PV nr. [nummer] ) zijn de volgende vragen (V) en verklaringen van belanghebbende (A) opgenomen:
“V: Hoeveel verdient u netto per maand?
[belanghebbende] : Ik verdien op jaarbasis tussen de 30 en 60.000,- Euro. Vorig jaar heb ik ongeveer 50.000 Euro verdiend. Dit was een redelijk bedrag de jaren daarvoor in de periode 2006 tot en met 2008 verdiende ik meer, zo tussen de 70 en 80.000,- Euro netto.
(…)
V: Wat kunt u verklaren over uw vermogenspositie?
[belanghebbende] : Ik vind dat deze goed is. Ik wil op een gegeven moment de positie bereiken dat ik niet meer hoef te werken en kan leven van mijn geld en niet meer moeten werken. Ik ben er nog niet. Ik ben al wel een eind op scheut. Als ik nu wil stoppen zou dat kunnen maar zou ik op een vrij eenvoudige manier kunnen leven. Ik bedoel dan in een klein huisje met zonnecollectoren op het dak en een moestuintje. Mijn voorkeur heeft Spanje.
V: Wat kunt u vertellen over de maandelijkse uitgaven ? hypotheek, vaste lasten, eten, reizen etc?
[belanghebbende] : Als ik eea even snel optel schat ik ongeveer tussen de 15 en 1750 Euro.
V: Kunt u van deze inkomsten rondkomen of hebt u nog andere uitkeringen of bijbanen?
[belanghebbende] : Ik kan daarvan rondkomen.
V: Wat voor werk doet u precies?
[belanghebbende] : Ik ben autohandelaar. (…)
V: Hoe komt u aan de voertuigen? (waarop selecteert u, alleen Spaanse voertuigen, leeftijd, prijsklasse?)
[belanghebbende] : Ik kijk wat mij wordt aangeboden. Ik kijk wat interessant is voor de markt en de export. De auto’s moeten goedkoop zijn. Momenteel zijn de Spaanse taxies in trek, Bijvoorbeeld een [merk auto 1] en een [merk auto 2] . Deze auto’s verkoop ik zo door. De kopers knappen de auto’s weer op en verkopen deze weer door.
V: Zijn deze voertuigen voor eigen gebruik? Met welk oogmerk worden deze voertuigen gekocht?
[belanghebbende] : Ik koop de auto’s in Spanje met als doel deze weer te verkopen. Per maand verkoop ik in de meest gunstige periode 1 vrachtwagen per 2 weken. Dit zijn ongeveer 9 auto’s In de minst gunstige periode verkocht ik 9 auto’s in anderhalve maand. Een taxi koop ik in voor 1500 a 2000 Euro en verkoop in voor ongeveer 2600 Euro. Mijn marge bedraagt ongeveer 700 Euro. Hiervan gaan de kosten voor het transport en de advertentiekosten De kosten voor het vervoer van Spanje naar Nederland bedragen Euro 220,- per auto.”
Op 19 februari 2013 heeft eveneens een gesprek tussen belanghebbende en de Belastingdienst plaatsgevonden in verband met een door de Belastingdienst ingesteld woonplaatsonderzoek. In dat gesprek heeft belanghebbende het volgende verklaard:
“ [belanghebbende] verklaart dat hij momenteel in Spanje wel een autohandel heeft, maar géén bedrijf. Hij koopt auto’s in van een contactpersoon in [plaats 3] en zet deze vervolgens op internet. Het zijn voornamelijk taxi’s.
Dan verkoopt hij deze auto’s met een winstmarge van +/- € 400 á € 500 naar voornamelijk Oosteuropese landen. Het gaat om zo’n 30 tot 40 auto’s per jaar, nu in de crisistijd loopt dat wel wat terug, volgens [belanghebbende]
Wanneer een dergelijke auto op transport moet, wat zo’n 11 á 12 keer per jaar gebeurt, moet [belanghebbende] € 225 per auto betalen voor vervoer naar adres van de koper.
Er bestaat in Spanje geen administratie verplichting, volgens [belanghebbende] , dus houdt hijzelf óók geen administratie bij”
In een rapport van 25 juni 2013 met daarin de bevindingen van het woonplaatsonderzoek heeft de Inspecteur geconstateerd dat belanghebbende niet in Spanje doch in Nederland bij zijn moeder woonachtig was op het adres [adres] 12 te [plaats 4] en dat zijn onderneming vanuit Nederland werd uitgeoefend.
Naar aanleiding van de verklaringen van belanghebbende bij de politie en de bevindingen van het woonplaatsonderzoek zijn aan belanghebbende diverse belastingaanslagen opgelegd over de jaren 2008 tot en met 2013. Bij de onderhavige voorlopige aanslagen is voor het jaar 2011 uitgegaan van een resultaat uit overige werkzaamheden (hierna: RUOW) van € 55.000 en voor de jaren 2012 en 2013 van € 50.000.
Voor het jaar 2011 is belanghebbende niet uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV en belanghebbende heeft ook niet verzocht om een uitnodiging. Voor de jaren 2012 en 2013 is belanghebbende op respectievelijk 13 juli 2013 en 20 februari 2014 uitgenodigd voor het doen van aangifte IB/PVV.
Op 31 juli 2014 heeft de Belastingdienst overleg gehad met [B] , de toenmalige gemachtigde van belanghebbende, naar aanleiding van de ingediende aangifte IB/PVV 2009. De medewerker van de Belastingdienst heeft in een interne e-mail van 1 augustus 2014 zijn bevindingen van dit overleg neergelegd. Daarin komt de desbetreffende medewerker tot de conclusie dat de administratie over 2009 onvolledig en oncontroleerbaar is, onder meer omdat er geen kasboek is en van veel transacties geen inkoop- en verkoopfacturen aanwezig zijn.
Tot de stukken van het geding behoren door belanghebbende opgestelde overzichten van door hem verkochte auto’s.
Op 29 oktober 2014 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. In het verslag van dit gesprek is het volgende vermeld:
“8. Grondslag van de aanslagen
Belanghebbende heeft bij het verhoor door de politie/Belastingdienst het verhaal rooskleuriger voorgesteld dan dat het in werkelijkheid is geweest. Hij was tenslotte in de veronderstelling dat hij niet belastingplichtig was in Nederland.
De omzet in de herziene aangiften zijn vastgesteld aan de hand van de in- en verkoop bescheiden, de bankafschriften, een boekje (schriftje) en de RDW gegevens van de in Nederland ingevoerde en verkochte auto’s. Daarnaast is de adviseur middels een kasopstelling de geldstromen nagegaan. Er is in Nederland alleen verkocht, auto’s zijn niet ingevoerd maar rechtstreeks verkocht naar hoofdzakelijk Duitsland, maar ook naar Polen, Oekraïne, Rusland en Litouwen. Als een auto in Spanje wordt verkocht en rechtstreeks wordt geleverd komt deze niet voor in de RDW gegevens. Verkocht is er aan particulieren en ondernemers. Niet van alle verkopen zijn facturen aanwezig.
In 2011 heeft belanghebbende gemiddeld 1 auto per week verkocht. In de periode 2008-2010 is er minder verkocht dan in 2011. De OB-omzet 2009 van € 239.000 betreft een aansluiting bij de oude adviseur, de heer [E] .
Belanghebbende hanteert de volgende marges:
- voor kleine auto’s: +/- € 50
- voor midden auto’s: € 200 tot € 300
- voor dure auto’s: € 1.000 tot € 2.000”
Belanghebbende heeft in december 2014 aangiften IB/PVV 2011 en 2012 ingediend. Voor het jaar 2011 heeft belanghebbende aangifte gedaan naar een verzamelinkomen van negatief € 4.256, bestaande uit een belastbare winst uit onderneming van negatief € 8.930 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.674. Voor het jaar 2012 heeft belanghebbende aangifte gedaan naar een verzamelinkomen van € 5.979, bestaande uit een belastbare winst uit onderneming van € 165, negatieve inkomsten uit eigen woning van € 672 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.979. Belanghebbende heeft geen aangifte IB/PVV 2013 ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort een door de Inspecteur opgestelde vermogensvergelijking. Daarin komt de Inspecteur tot de volgende conclusies:
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
|
winst volgens aangifte |
€ 18.985 |
€ 11.202 |
€ -23.140 |
€ -10.225 |
€ 16.952 |
uitgaven |
€ 50.000 |
€ 50.000 |
€ 48.500 |
€ |
€ 48.800 |
netto privé |
€ -31.015 |
€ -38.798 |
€ -71.640 |
€ -56.225 |
€ -30.648 |
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de gecorrigeerde inkomsten niet langer als RUOW aangemerkt, maar als winst uit onderneming, en heeft de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling toegepast. De winst uit onderneming vóór ondernemersaftrek is zowel voor 2011 als 2012 en 2013 vastgesteld op € 50.000. De belastbare winst uit onderneming, tevens het belastbare inkomen uit werk en woning, is in die jaren vastgesteld op respectievelijk € 37.644, € 37.593 en € 36.739. Voor het jaar 2011 is voorts een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.674 vastgesteld.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de voorlopige aanslagen IB/PVV en ZVW op de juiste bedragen zijn vastgesteld.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vermindering van de voorlopige aanslagen IB/PVV 2011 en 2012 en ZVW 2012 conform de ingediende aangiften en tot vermindering van de voorlopige aanslagen IB/PVV 2013 en ZVW 2013 conform het herzieningsverzoek. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.