Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-09-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3942, 17/00401
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-09-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3942, 17/00401
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 21 september 2018
- Datum publicatie
- 14 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:3942
- Zaaknummer
- 17/00401
- Relevante informatie
- Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 15-11-2023]
Inhoudsindicatie
Art. 6.3, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet IB 2001. Aftrekbare onderhoudsverplichtingen. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een in rechte vorderbare periodieke uitkering die berust op een dringende morele verplichting tot voorziening in het levensonderhoud van zijn ex-partner. Tot de stukken van het geding behoort geen schriftelijke vastlegging van een afspraak tussen belanghebbende en zijn ex-partner op grond waarvan belanghebbende “haar” deel van de hypotheekrente voldoet. De voldoening van deze rente kwalificeert, naar het oordeel van het Hof, dan ook niet als een aftrekbare onderhoudsverplichting.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00401
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 28 april 2017, nummer BRE 16/1426 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te melden aanslag en beschikking belastingrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.925. Tevens is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 226 en is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht van € 312. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.867, de verzuimboete verminderd tot € 49 en de in rekening gebrachte belastingrente verminderd tot € 198.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 19 juli 2018 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, en, namens de Inspecteur, [A] en [B] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is ongehuwd en heeft in de periode september 2006 tot juli 2009 samengewoond met [C] (hierna: de ex‑partner).
Belanghebbende en de ex-partner hebben op 22 december 2006 ieder voor de onverdeelde helft de woning aan de [adres] 39 te [plaats] gekocht (hierna: de woning). De aankoop van de woning is gefinancierd met een hypothecaire geldlening waarvoor belanghebbende en diens ex‑partner ieder hoofdelijk aansprakelijk waren.
De ex-partner heeft de woning op 1 juli 2009 verlaten. Belanghebbende is in de woning blijven wonen en heeft in 2016 de onverdeelde helft van de woning van de ex‑partner overgenomen en de financiering geheel op zich genomen.
Belanghebbende heeft in 2013 niet alleen het door hem verschuldigde deel van de rente betaald, maar ook het deel van de rente dat de ex‑partner verschuldigd was, in totaal € 11.298.
Belanghebbende heeft na daartoe te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand de aangifte IB/PVV 2013 niet ingediend. Met dagtekening 23 september 2015 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2013 ambtshalve vastgesteld berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.925. Gelijktijdig zijn bij beschikkingen een verzuimboete van € 226 opgelegd en belastingrente van € 312 in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt en heeft ter motivering van dat bezwaar alsnog het aangifteprogramma ingevuld. Hij heeft daarbij de gehele woning aangemerkt als eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) en de in 2013 betaalde rente van € 11.298 als kosten van de eigen woning in aftrek gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de helft van het eigenwoningforfait en de helft van de betaalde rente bij belanghebbende in aanmerking genomen. Het belastbare inkomen uit werk en woning is daarmee vastgesteld op € 47.867 en de beschikking belastingrente is dienovereenkomstig verminderd. Voorts heeft de Inspecteur de verzuimboete tot € 49 gematigd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft, naar belanghebbende ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard, uitsluitend het antwoord op de vraag of het bedrag van de hypotheekrente dat belanghebbende voor zijn ex‑partner heeft betaald door hem terecht als onderhoudsverplichting in aanmerking is genomen. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende nadrukkelijk verklaard dat de verzuimboete van € 49 niet in geschil is.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, met uitzondering van de uitspraak betreffende de verzuimboete, en vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.765 en dienovereenkomstige vermindering van de in rekening gebrachte belastingrente. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.