Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-10-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4116, 17/00865 en 17/00866
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-10-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4116, 17/00865 en 17/00866
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 4 oktober 2018
- Datum publicatie
- 22 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:4116
- Zaaknummer
- 17/00865 en 17/00866
Inhoudsindicatie
In de zaak 17/00865 (IB/PVV 2012) betreft het geschil het eigenwoningforfait, de scholingsuitgaven, de zorgkosten, de verliesverrekening en de berekening van de verschuldigde belasting. Geen van de aangevoerde grieven leidt tot vermindering van de aanslag. In de zaak 17/00866 (beschikking afwijzing verzoek toekenning dwangsom) komt het Hof tot de conclusie dat de Inspecteur geen dwangsom is verschuldigd en dat het verzoek terecht is afgewezen.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00865 en 17/00866
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 december 2017, nummers BRE 16/9012 en 17/764 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde aanslag en dwangsombeschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (aanslagnummer: [aanslagnummer] ) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.266, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Bij beschikking van 23 januari 2017 heeft de Inspecteur het verzoek om toekenning van een dwangsom afgewezen. Het tegen deze beschikking ingediende bezwaar is bij uitspraak op bezwaar van 7 februari 2017 afgewezen.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende twee maal een griffierecht geheven van € 46.
De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft het Hof bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende, geboren op [geboortedatum 1] 1963, is gehuwd en woont in een eigen woning aan de [adres] 54 in [woonplaats] . Belanghebbende en zijn echtgenote hebben een kind, geboren [geboortedatum 2] 2003. Belanghebbende heeft in 2012 van het UWV een WIA-uitkering ontvangen van € 39.032.
Na diverse herziene aangiften heeft belanghebbende op 7 december 2014 aangifte IB/PVV over 2012 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.657. Belanghebbende heeft hierbij het volgende aangegeven:
Loon en ziektewetuitkeringen |
€ 39.032 |
Inkomsten eigen woning -/- |
€ 18.982 |
Berekend inkomen uit werk en woning |
€ 20.050 |
Af: |
|
Kosten levensonderhoud kinderen jonger dan 21 jaar |
€ 355 |
Scholingsuitgaven |
€ 38 |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 19.657 |
Belanghebbende heeft aangegeven dat er € 12.486 aan loonheffing is ingehouden, dat hij recht heeft op een arbeidskorting van € 1.611 en dat het eigenwoningforfait, uitgaande van een WOZ-waarde van de woning van € 494.000, € 2.694 bedraagt. Tevens wordt melding gemaakt van nog te verrekenen verliezen uit werk en woning van 2003 tot en met 2011 tot een bedrag van € 8.988.
De Inspecteur heeft de aanslag IB/PVV over 2012 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.266 dat als volgt is samengesteld:
Inkomen uit vroegere arbeid |
€ 39.032 |
Inkomen uit eigen woning -/- |
€ 18.766 |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 20.266 |
Het eigenwoningforfait is door de Inspecteur op € 3.180 vastgesteld, uitgaande van een WOZ-waarde van de woning van € 530.000.
Op grond van deze aanslag dient belanghebbende € 4.790 te betalen. Bij het vaststellen van de aanslag is de Inspecteur uitgegaan van het door belanghebbende aangegeven bedrag aan ingehouden loonheffing; de arbeidskorting is buiten toepassing gelaten.
Belanghebbende heeft op 30 december 2015 bezwaar gemaakt tegen voormelde aanslag. De Inspecteur heeft op 17 november 2016 uitspraak op bezwaar gedaan. Op 16 januari 2017 heeft de Inspecteur van belanghebbende een op 12 januari 2017 gedagtekende brief ontvangen, met daarbij onder meer een formulier dwangsom bij niet tijdig beslissen (de ingebrekestelling).
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. is het eigenwoningforfait terecht gecorrigeerd?;
II. heeft belanghebbende recht op aftrek scholingsuitgaven?;
III. heeft belanghebbende recht op aftrek zorgkosten?;
IV. is er sprake van een verrekenbaar verlies dat voor verrekening in aanmerking komt?;
V. is het te betalen bedrag onjuist vastgesteld?;
VI. is de afwijzing van het verzoek van belanghebbende om toekenning van een dwangsom wegens niet tijdig beslissen terecht?
Belanghebbende bestrijdt niet langer dat hij geen recht heeft op de arbeidskorting.
Belanghebbende is van mening dat de eerste twee vragen en de zesde vraag ontkennend en de overige vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.