Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-11-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4755, 17/00232
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-11-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4755, 17/00232
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 15 november 2018
- Datum publicatie
- 28 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:4755
- Zaaknummer
- 17/00232
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting, na verwijzing Hoge Raad. Aftrek voorbelasting. Bouw woning. Leveringen en diensten gebruikt voor belaste prestaties.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00232
Uitspraak op het hoger beroep van
mevrouw [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland te Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 7 augustus 2014, nummer AWB 13/5134, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te melden naheffingsaanslag, beschikking heffingsrente en boetebeschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 26 januari 2011, onder aanslagnummer [aanslagnummer] , een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd over het tijdvak 1 juli 2009 tot en met 31 maart 2010 ten bedrage van € 25.226 aan belasting. Tevens is aan belanghebbende bij beschikking heffingsrente van € 379 in rekening gebracht, alsmede een boete van € 6.306 opgelegd. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak van 2 augustus 2013 de naheffingsaanslag en de beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende, gelet op het beroep van belanghebbende op haar persoonlijke financiële omstandigheden, geen griffierecht geheven. Bij uitspraak van 7 augustus 2014 heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 15.181, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de boete verminderd tot een bedrag van € 3.000, en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.
Tegen de in 1.2 bedoelde uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van dat hof van belanghebbende een griffierecht geheven van € 246. Bij uitspraak van 30 juni 2015, nummer 14/00781, heeft Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.
Tegen de in 1.3 bedoelde uitspraak heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 31 maart 2017, nummer 15/0682 (hierna: het verwijzingsarrest) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden vernietigd en het geding verwezen naar Gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest; gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht van € 248 en de Staatssecretaris veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.980 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De Inspecteur en belanghebbende hebben achtereenvolgens een conclusie ingediend.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 22 maart 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, de heer [A] (hierna: de heer [A] ) en haar gemachtigde mevrouw [B] , advocaat te [plaats] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [C] , [D] en [E] .
Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota en brief voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het Hof partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en/of onder hen berustende stukken in te zenden, aan welk verzoek zij hebben voldaan.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 4 oktober 2018 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, de heer [A] en haar gemachtigde mevrouw [F] , advocaat te [plaats] , alsmede namens de Inspecteur, de heren [E] en [G] .
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2 Feiten
De Hoge Raad is in het verwijzingsarrest van de volgende feiten uitgegaan, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:
“2.1.1. Belanghebbende is onder huwelijkse voorwaarden gehuwd met [A] (hierna: [A] ). [A] heeft in de vorm van een eenmanszaak een metsel- en lijmbedrijf gevoerd. Op [datum] 2009 is [A] failliet verklaard.
Op 6 april 2009 heeft de Inspecteur een omzetbelastingnummer aan belanghebbende toegekend voor een in de vorm van een eenmanszaak gedreven metsel- en lijmbedrijf. [A] heeft de dagelijkse administratie van deze onderneming verzorgd en heeft de aangiften voor de omzetbelasting opgesteld.
De Inspecteur heeft begin 2010 een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. De bevindingen van dit onderzoek zijn opgenomen in een controlerapport dat is opgemaakt op 6 december 2010. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat [A] eigenaar is van een perceel grond (Hof: [adres 1] 17 C1 te [woonplaats] ) (hierna: het perceel). Het perceel is in 2008 door [A] gekocht met de bedoeling daarop een woning met kantoorruimte te realiseren (hierna: de woning). Op het perceel rustte een hypothecaire zekerheid ten behoeve van de [H-bank] van € 450.000 voor een schuld aan de bank die ten tijde van de faillietverklaring € 371.578,72 beliep. Belanghebbende heeft bij de aangiften over het tweede kwartaal 2009 tot en met het eerste kwartaal 2010 aan haar in rekening gebrachte bedragen aan omzetbelasting ter zake van de (af)bouw van de woning in aftrek gebracht. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende daartoe niet gerechtigd was en heeft de hiervoor bedoelde bedragen, voor zover betrekking hebbend op de periode 1 juli 2009 tot en met 31 maart 2010 bij de onderwerpelijke naheffingsaanslag nageheven. Daarbij heeft hij op de voet van artikel 67f AWR bij beschikking een vergrijpboete van 25 percent van het nageheven bedrag aan belanghebbende opgelegd.”.
In aanvulling hierop, stelt het Hof de volgende feiten vast:
Tot de gedingstukken behoort een stuk gedagtekend 1 juni 2009, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Metsel en lijmbedrijf [J]
(…)
Datum 1 juni 2009
Onderwerp; opdrachtbevestiging te bouwen nieuwbouwwoning [adres 2] 17 C1
Opdrachtgever [A] (..)
[Hof: BTW-nummer van [A] Metsel- en Lijmbedrijf]”
Hiermee bevestig ik u om het te bouwen huis in opdracht te nemen,
en het huis in opdracht van u, [A] te maken voor een bedrag van 125.000 euro inc.
De betaling zal geschieden na klaarstelling en oplevering van de woning aan de [adres 2] 17C1 te [woonplaats] (…)
Het te beginnen datum is 6 juni 2009
De eerdere gemaakte afspraken komen te vervallen met ingang van nu per direct.
Het bedrijf ziet van alle overeenkomsten eerder opgemaakt af wegens verkregen informatie.
(….)
[Hof: BTW-nummer van Metsel- en Lijmbedrijf [J] ]”
Tot de gedingstukken behoort een stuk van belanghebbende van 1 februari 2011 aan de curator van [A] , waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Metsel en lijnbedrijf [J] / [K]
(…) [Hof: BTW-nummer van Metsel- en Lijmbedrijf [J] ] (…)
Aan . [L] ,Curator
van [A]
(…) DATUM 01-02-2011
voor ; [A] , [adres 2] 17C1, [postcode] [Hof: BTW-nummer van [A] Metsel- en Lijmbedrijf]
Onderwerp ;In opdracht genomen woning [adres 2] 17c1. [woonplaats]
I.V.M.de verkoop door Curator van de woning die niet geheeld gereed is ,
Waarbij de afspraak met de opdrachtgever [A] en met de Curator [L] , ,dat de te bouwen woning ten gunste is voor de boedel om deze af te bouwen ,maar betaling volgd na klaarstelling van de gebouwen ,is dit niet meer mogelijk.
De woning word door een probleem verkocht per opbod op 1 maart 2011.
De kosten op dit moment gemaakt voor materialen 102.534,00 eu incl Btw 19% en de gemaakte kosten arbeid [Hof: door belanghebbende] van 64 uur x 27,50 eu = 1760,00 eu.
Hte totale bedrag om het gebouw klaar te stellen volgens opdracht bevestiging van 6 juni was 125.000 eu incl Btw 19%.
Het openstaand bedrag kunt u op rekening (…) overmaken,
Totaal te betalen incl Btw ; 104114,00 eu
Betaling graag zo als besproken na verkoop 1 maart 2011,30 dagen.”.
In mei 2011 heeft de curator het perceel met de woning in aanbouw verkocht voor € 160.000.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Heeft belanghebbende recht op aftrek van de voorbelasting ter zake van de bouw van de woning?
-
Is aan belanghebbende terecht een boete opgelegd en, zo ja, is deze een passende en geboden sanctie voor het begane vergrijp?
-
Is de Inspecteur een dwangsom verschuldigd?
-
Heeft belanghebbende recht op een rentevergoeding?
-
Heeft belanghebbende recht op een vergoeding wegens geleden immateriële schade?
Belanghebbende is van mening dat de vragen a, c, d en e bevestigend en de vraag b ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter eerste zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van de eerste zitting opgemaakte proces-verbaal.
Tijdens de tweede zitting heeft de Inspecteur hier - zakelijk weergegeven - nog desgevraagd aan toegevoegd dat hij ervan uitgaat dat de factuur van [M] van 16 december 2009, gericht aan belanghebbende, met daarop een bedrag aan voorbelasting van €1.907,50, voldoet aan de factuurvereisten.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag, van de beschikking heffingsrente en van de boetebeschikking, toekenning van een dwangsom, van rentevergoeding en schadevergoeding.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.