Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-11-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5012, 17/00587

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-11-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5012, 17/00587

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
29 november 2018
Datum publicatie
27 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:5012
Zaaknummer
17/00587

Inhoudsindicatie

De Heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning, vastgesteld op een bedrag van € 312.000. De Heffingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze waarde niet te hoog is. Belanghebbende heeft de door hem verdedigde waarde van € 280.000 aannemelijk gemaakt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00587

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] wonende te [plaats 1] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 19 juli 2017, nummer SHE 17/36, in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Boxmeer,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende na te noemen beschikking en aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 31 maart 2016 krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres 1] 36 te [plaats 1] (hierna: de onroerende zaak), per de waardepeildatum 1 januari 2015, voor het belastingjaar 2016, vastgesteld op € 312.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende zaakbelasting 2016 (hierna: de aanslag) bekend gemaakt. De Heffingsambtenaar heeft, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak op bezwaar de waarde gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De Heffingsambtenaar heeft voor de zitting een grafiek van de bij de waardevaststelling toegepaste grondstaffel toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 8 november 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, de heer [A] , adviseur te [plaats 2] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [B] en mevr. [C] , gecertificeerd WOZ taxateur.

1.6.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom van de onroerende zaak, een vrijstaande woning uit het bouwjaar 1983, met een inhoud van 448 m³ en een perceeloppervlakte van 600 m², voorzien van een dakkapel, een inpandige garage van 60 m³ en een inpandige berging van 20 m³.

2.2.

De Heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2015, voor het belastingjaar 2016, vastgesteld op € 312.000 en deze waarde bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

2.3.

De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de vastgestelde waarde in de procedure bij de Rechtbank een taxatiematrix ingebracht, opgesteld op 1 juni 2017 door mevrouw [C] voornoemd. Uit de taxatiematrix volgt een waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2015 van € 312.000, vastgesteld aan de hand van gerealiseerde verkoopcijfers van drie vergelijkingsobjecten, gelegen te [plaats 1] : [adres 2] 22 (op 15 juni 2015 verkocht voor € 302.000), [adres 3] 27 (op 2 juli 2015 verkocht voor € 410.000) en [adres 4] 4 (op 19 oktober 2015 verkocht voor € 290.000). De Heffingsambtenaar heeft in de taxatiematrix tevens verwerkt het door belanghebbende aangedragen object [adres 1] 40 te [plaats 1] (op 22 juli 2016 verkocht voor € 290.000), welk object de Heffingsambtenaar echter niet heeft gebruikt bij de waardevaststelling.

2.4.

De Rechtbank heeft de voor de onroerende zaak bij beschikking vastgestelde waarde van € 312.000 gehandhaafd.

2.5.

Belanghebbende heeft in hoger beroep een matrix overgelegd, waarin hij de transactieprijzen van de vergelijkingsobjecten [adres 2] 22 en [adres 4] 4, die ook door de Heffingsambtenaar zijn gebruikt bij de waardevaststelling, en het door hem aangedragen object [adres 1] 40 te [plaats 1] , heeft geanalyseerd. Op basis van deze matrix komt belanghebbende in hoger beroep tot een waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2015 van € 280.000.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2015 te hoog is vastgesteld.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht. Belanghebbende heeft desgevraagd uitdrukkelijk verklaard dat hij geen aanspraak maakt op vergoeding van het door hem ter zitting van de Rechtbank ingetrokken taxatierapport.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak van de Heffingsambtenaar en vaststelling van de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2015 op € 280.000. De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 5. Beslissing