Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5165, 17/00586

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5165, 17/00586

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 december 2018
Datum publicatie
9 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:5165
Formele relaties
Zaaknummer
17/00586

Inhoudsindicatie

WOZ-procedure. Het Hof stelt de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning uit het bouwjaar 1992, in goede justitie vast op € 460.000.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00586

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 29 juni 2017, nummer SHE 17/35, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats 1] ,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende na te noemen beschikking en aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) een beschikking met dagtekening 31 maart 2016 gegeven, waarbij de waarde van de onroerende zaak [adres 1] 1 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) per de waardepeildatum 1 januari 2015 is vastgesteld op een bedrag van € 508.000 (hierna: de beschikking). Tegelijkertijd met de beschikking is aan belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag onroerende zaakbelasting opgelegd naar een bedrag van € 589,79 (hierna: de aanslag). De beschikking en de aanslag zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Heffingsambtenaar gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 8 november 2018 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [gemachtigde] , adviseur te [plaats 1] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [ambtenaar] , vergezeld van [taxateur 1] , WOZ-taxateur.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is op de waardepeildatum 1 januari 2015 eigenaar van de onroerende zaak, een vrijstaande woning uit het bouwjaar 1992. De woning bestaat uit een hoofdbouw (met een inhoud van 560 m³) met twee dakkappellen, een kelder (met een inhoud van 257 m³), een vrijstaande garage (met een inhoud van 259 m³), een tuinhuis en een zwembad. Het perceel heeft een oppervlakte van 7.305 m².

2.2.

De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de in de beschikking opgenomen waarde een waardematrix (hierna: matrix (oud)) overgelegd, waarin de geïndexeerde verkoopcijfers van [adres 2] te [plaats 2] (hierna: [adres 2] ), [adres 3] te [plaats 3] (hierna: [adres 3] ) en [adres 4] te [plaats 4] (hierna: [adres 4] ) zijn opgenomen. In de matrix (oud) zijn gegevens en beeldmateriaal van de onroerende zaak en de referentiepanden opgenomen.

2.3.

Eerst in hoger beroep heeft de Heffingsambtenaar met betrekking tot [woonplaats] , [plaats 2] en [plaats 4] grondstaffels overgelegd. Naar aanleiding van deze grondstaffels heeft hij een herrekende matrix (hierna: matrix (nieuw)) overgelegd, waarin omissies in de waardering van de hoofdwoning en het perceel bij [adres 2] en de hoofdwoning, de dakkapel, de loods en het perceel bij [adres 4] zijn hersteld.

2.4.

Belanghebbende verwijst ter onderbouwing van de door hem in hoger beroep verdedigde waarde van € 441.000, onder meer, naar het door taxateur [taxateur 2] opgestelde taxatierapport met dagtekening 5 september 2016 (hierna: het taxatierapport), waarin de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2015 getaxeerd wordt op € 450.000. Ter onderbouwing van deze waarde wordt in het taxatierapport gewezen op de verkoopcijfers van [adres 5] te [plaats 2] (hierna: [adres 5] ), [adres 6] te [plaats 5] (hierna: [adres 6] ) en [adres 7] te [plaats 4] (hierna: [adres 7] ). Het taxatierapport bevat gegevens en beeldmateriaal van de onroerende zaak, doch niet van de referentiepanden.

2.5.

Voorts heeft belanghebbende ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde een waardematrix overgelegd, waarin de verkoopcijfers van [adres 7] , [adres 4] te [plaats 4] (hierna: [adres 4] ) en [adres 8] te [plaats 5] (hierna: [adres 8] ) zijn opgenomen. In deze waardematrix zijn gegevens en beeldmateriaal van de onroerende zaak en deze referentiepanden opgenomen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2015.

3.2.

Belanghebbende verdedigt in hoger beroep een waarde van € 441.000 en de Heffingsambtenaar de door hem in de beschikking vastgestelde waarde.

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben partijen de door hun ingenomen standpunten nader toegelicht.

3.4.

Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, tot vaststelling van de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2015 op een bedrag van € 441.000 en tot dienovereenkomstige vermindering van de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing