Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5260, 18/00101
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5260, 18/00101
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 13 december 2018
- Datum publicatie
- 27 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:5260
- Zaaknummer
- 18/00101
Inhoudsindicatie
BPM. Invoer 3 gebruikte auto’s. Toonplicht. Het Hof is van oordeel dat de kosten die belanghebbende moet maken om de auto’s op de locatie van Soesterberg te tonen, afgezet tegen de hoogte van de naheffingsaanslagen verhoudingsgewijs dermate hoog zijn, dat het disproportioneel moet worden geacht om belanghebbende op te roepen om de auto’s in Soesterberg te tonen. Desalniettemin blijft de bewijslast dat sprake is van schade op belanghebbende rusten. Het Hof is het met belanghebbende eens dat één van de drie auto’s meer beschadigingen vertoont dan een vergelijkbaar voertuig, maar volgt belanghebbende niet in zijn stelling dat alle beschadigingen de waarde van de auto verminderen. Het Hof stelt de waardevermindering in goede justitie vast op € 2.000. Ten aanzien van de andere twee auto’s maakt belanghebbende niet aannemelijk dat sprake is van meer dan normale gebruiksschade, zij het dat voor het ontbreken van een Nederlands literatuurpakket wel een aftrek op de handelsinkoopwaarde dient plaats te vinden. De boete dient te vervallen, nu niet gezegd kan worden dat de door belanghebbende ingenomen stelling dat sprake is van meer dan normale gebruiksschade, evident onjuist of bij voorbaat niet pleitbaar was. Belanghebbende mocht afgaan op het taxatierapport van de door haar ingeschakelde deskundige.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 18/00101
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en het incidenteel hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 23 januari 2018, nummer BRE 16/4637, in het geding tussen
belanghebbende
en
de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag en beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 15 maart 2016, onder aanslagnummer [aanslagnummer] , een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd van € 1.187 (hierna: de naheffingsaanslag). Tevens is daarbij, bij beschikking, belastingrente van € 9 in rekening gebracht en is, bij beschikking, een verzuimboete van € 118 opgelegd. Na tegen de naheffingsaanslag en beschikkingen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraken de naheffingsaanslag en beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de verzuimboete, de uitspraak op bezwaar betreffende de verzuimboete vernietigd, de verzuimboete vernietigd, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende van € 1.500 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 334 aan haar vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 508. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep niet beantwoord.
De zitting heeft plaatsgehad op 31 oktober 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, de heer [B] , als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door de heer [D] , taxateur bij [E] B.V. (hierna: de heer [D] ), alsmede, namens de Inspecteur, [F] en de heren [G] , [H] en [J] , ter bijstand vergezeld van de heer [K] van Domeinen Roerende Zaken (hierna: de heer [K] ). De zaken met kenmerken 17/00849, 17/00850, 18/00083, 18/00101 en 18/00109 zijn gezamenlijk, doch niet gevoegd, behandeld.
De Inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.
Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een factuur betreffende de werkzaamheden van de heer [D] overgelegd.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende heeft op diverse data aangiften gedaan van de door haar ter zake van de registratie van een drietal personenauto’s op grond van de Wet BPM verschuldigde belasting. Het betreft een personenauto van het merk en type Mercedes-Benz C-klasse 220 CDI (VIN eindigend op [1] ; hierna: auto 1), een personenauto van het merk en type Mercedes-Benz A‑klasse 180 CDI (VIN eindigend op [2] ; hierna: auto 2) en een personenauto van het merk Mercedes-Benz GLA 200 (VIN eindigend op [3] ; hierna: auto 3). Als datum eerste toelating heeft te gelden respectievelijk 20 maart 2014, 1 februari 2013 en 9 april 2015. De op aangifte voldane BPM bedraagt respectievelijk € 2.448, € 1.958 en € 2.901, in totaal derhalve € 7.307.
Voor de berekening van de verschuldigde BPM heeft belanghebbende de drie auto’s laten taxeren middels fysieke opname.
Voor auto 1 heeft deze opname plaatsgevonden op 7 augustus 2015. De taxatie is uitgevoerd door de heer [D] , die zijn bevindingen heeft vastgelegd in een taxatierapport van 7 augustus 2015. Op het moment van de taxatie had de auto een kilometerstand van 19.443. In het taxatierapport is de handelsinkoopwaarde van de auto berekend op € 27.635 door op de koerslijstwaarde van XRAY van € 31.774 een schadebedrag van € 4.139 in mindering te brengen.
Voor auto 2 heeft deze opname plaatsgevonden op 21 juli 2015. Ook deze taxatie is uitgevoerd door de heer [D] , die zijn bevindingen heeft vastgelegd in een taxatierapport van 22 juli 2015. Op het moment van de taxatie had de auto een kilometerstand van 57.204. In het taxatierapport is de handelsinkoopwaarde van de auto berekend op € 14.539 door op de koerslijstwaarde van XRAY van € 20.599 een schadebedrag van € 6.060 in mindering te brengen.
Voor auto 3 heeft deze opname plaatsgevonden op 23 oktober 2015. Ook deze taxatie is uitgevoerd door de heer [D] , die zijn bevindingen heeft vastgelegd in een taxatierapport van 23 oktober 2015. Op het moment van de taxatie had de auto een kilometerstand van 10.405. In het taxatierapport is de handelsinkoopwaarde van de auto berekend op € 23.458 door op de koerslijstwaarde van XRAY van € 25.513 een schadebedrag van € 2.055 in mindering te brengen.
Naar aanleiding van de aangiften heeft de Inspecteur belanghebbende uitgenodigd om de auto’s te tonen op de Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ), locatie Soesterberg. Belanghebbende is niet ingegaan op de uitnodiging. Vervolgens heeft DRZ op basis van “no-show” taxatierapporten opgemaakt.
Bij het berekenen van de verschuldigde BPM is de Inspecteur uitgegaan van de handelsinkoopwaarde van de auto’s in onbeschadigde staat. De Inspecteur heeft daarbij bekeken welke afschrijving voor belanghebbende het meest gunstig was (op basis van de tabel, dan wel op basis van de in de taxatierapporten van de heer [D] opgenomen koerslijstwaarde, dan wel op basis van een in het taxatierapport van DRZ opgenomen koerslijstwaarde). Voor auto 1 is de Inspecteur uitgegaan van de in het taxatierapport van de heer [D] opgenomen koerslijstwaarde XRAY van € 31.774. Voor auto 2 is hij uitgegaan van de in het rapport van DRZ opgenomen koerslijstwaarde XRAY van € 20.302. Voor auto 3 is hij uitgegaan van de in het taxatierapport van de heer [D] opgenomen koerslijstwaarde XRAY van € 25.513. Voorts heeft de Inspecteur een vermindering op de berekende BPM toegepast wegens extra leeftijdskorting van respectievelijk € 68, € 47 en € 93. De door de Inspecteur berekende BPM bedraagt aldus respectievelijk € 2.744, € 2.687 en € 3.063, in totaal derhalve € 8.494. Voor het verschil met de op aangifte voldane BPM van € 7.307, oftewel € 1.187, heeft hij met dagtekening 15 maart 2016 de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd, waarbij tevens bij beschikking € 9 belastingrente in rekening is gebracht. Voorts is op grond van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) bij beschikking een verzuimboete van 10%, zijnde € 118, opgelegd.
De laagste in het taxatierapport van DRZ betreffende auto 2 genoemde koerslijstwaarde is niet die van XRAY van € 20.302, maar die van BOVAG van € 19.200.
De Rechtbank heeft geen aftrek wegens meer dan normale gebruiksschade toegestaan en heeft de naheffingsaanslag en beschikking belastingrente gehandhaafd. De verzuimboete is door de Rechtbank vernietigd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft in hoger beroep het antwoord op de volgende vragen:
I. Is de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag opgelegd?
II. Heeft de Rechtbank de verzuimboete terecht vernietigd?
Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan, met dien verstande dat de naheffingsaanslag wel moet worden verminderd, uitgaande van de laagste koerslijstwaarde voor auto 2.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Ter zitting heeft de Inspecteur desgevraagd verklaard dat voor auto 2 mag worden uitgegaan van de laagste handelsinkoopwaarde (in onbeschadigde staat) en dat dat, anders dan waarvan bij de naheffing is uitgegaan, de koerslijstwaarde BOVAG is van € 19.200. Tussen partijen is niet in geschil dat deze omstandigheid leidt tot een naheffing betreffende auto 2 van € 582 (€ 2.540 minus € 1.958) en derhalve een vermindering van de naheffingsaanslag met € 147 (€ 2.687 minus € 2.540).
Voorts heeft de Inspecteur ter zitting verklaard akkoord te zijn met het totaalbedrag van € 649,84 van door de heer [D] gedeclareerde kosten voor het voorbereiden en bijwonen van de ter zitting van 31 oktober 2018 behandelde zaken met de kenmerken 17/00849, 17/00850, 18/00083, 18/00101 en 18/00109, en hebben partijen uitdrukkelijk aangegeven dat het Hof deze kosten naar eigen inzicht mag toedelen aan de genoemde zaken.
Partijen concluderen tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar en van de naheffingsaanslag en beschikkingen.