Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5348, 17/00579 tot en met 17/00581

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5348, 17/00579 tot en met 17/00581

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 december 2018
Datum publicatie
13 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:5348
Formele relaties
Zaaknummer
17/00579 tot en met 17/00581

Inhoudsindicatie

De ambtshalve teruggegeven bedragen kunnen niet worden nageheven.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00579 tot en met 17/00581

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

en het incidenteel hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [plaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 30 juni 2017, nummers BRE 16/4214 tot en met 16/4216, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde aanslagen en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd over de jaren 2008 tot en met 2011 (hierna: de naheffingsaanslagen). Gelijktijdig zijn bij beschikking vergrijpboetes opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht.

Aanslagnummer

F.01.8501

F.01.9501

F.01.1501

Periode

2008

2009

2010-2011

Dagtekening

24 december 2013

24 december 2014

28 december 2015

Omzetbelasting

€ 3.973

€ 3.973

€ 8.281

Vergrijpboete

€ 1.986

€ 1.986

€ 4.140

Heffingsrente

€ 557

€ 569

€ 1.207

Totaal

€ 6.516

€ 6.528

€ 13.628

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen en de daarbij gegeven rente- en boeteschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 168. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslagen en de daarbij gegeven rente- en boeteschikkingen vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.236 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft zijn zienswijze gegeven op het incidentele hoger beroep .

1.6.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 4 oktober 2018 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigden de heer [A] en mevrouw [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [C] en [D] . Mevrouw [E] en de heer [F] zijn als toehoorder in de zaal aanwezig.

1.8.

Belanghebbende heeft tijdens deze zitting een schriftelijke verklaring overgelegd aan het Hof. In deze verklaring maakt belanghebbende kenbaar hoe hij de gang van zaken ervaart en schetst hij de impact die de zaak op hem heeft.

1.9.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is werkzaam als dirigent van diverse zangkoren en als zodanig is hij ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). In de onderhavige tijdvakken heeft hij bedragen in rekening gebracht voor het dirigeren bij zowel repetities als uitvoeringen. De repetities hangen nauw samen met en zijn noodzakelijk voor de uitvoeringen.

2.2.

Naar aanleiding van een uitspraak van de Rechtbank Haarlem van 5 oktober 2011 (nrs. 10/5839 tot en met 10/5842, ECLI:NL:RBHAA:2011:BU9996) heeft belanghebbende contact opgenomen met zijn toenmalige gemachtigde, [G] . Met dagtekening 29 november 2012 stuurt [G] een brief aan de Inspecteur waarin onder meer het volgende staat vermeld:

‘ (…)

onderwerp: bezwaar omzetbelasting

(…)

Op grond van de uitspraak Rechtbank Haarlem 5 oktober 2011, LJN BU9996 (Cantiamo) verzoeken wij namens onze cliënt, [belanghebbende] (…), tot herziening van de aangiftes BTW over de periode 2007 tot en met 2e kwartaal 2011 op grond van het ten onrechte toepassen van het hoge in plaats van het lage BTW tarief.

Cliënt was over genoemde periode werkzaam als dirigent. De repetities die hij begeleide waren met het oog op optredens. Hiervoor zijn schema’s aanwezig waaruit e.e.a. blijkt. De koren zijn niet BTW plichtig.

Op grond van deze uitspraak is de teveel afgedragen BTW in totaal € 17.684. Zie voor de berekening de bijlage. Wij verzoeken u dan ook om genoemd bedrag te restitueren.

(…)’.

2.3.

In zijn brief met dagtekening 13 februari 2013 ‘betreft Uitspraak op het bezwaarschrift’ heeft de Inspecteur de bezwaren tegen de voldoeningen op aangifte niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De Inspecteur heeft de verzochte teruggaven omzetbelasting ook niet ambtshalve verleend.

2.4.

Op 5 februari 2013 ontving de Inspecteur suppleties omzetbelasting over de jaren 2008 tot en met 2012 van de huidige gemachtigde van belanghebbende. Naar aanleiding van de suppleties worden – voor zover van belang – teruggaven verleend tot de volgende bedragen:

Jaar

Omzetbelasting

Rente

Totaal

2008

€ 3.973

€ 417

€ 4.390

2009

€ 3.973

€ 334

€ 4.307

2010

€ 4.271

€ 221

€ 4.492

2011

€ 4.010

€ 96

€ 4.106

2.5.

Naar aanleiding van de teruggaven heeft de Inspecteur op 27 augustus 2013 een boekenonderzoek ingesteld. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vermeld in de brief van 9 december 2015. Het boekenonderzoek is afgerond op 9 december 2015. Als gevolg van de constateringen tijdens het boekenonderzoek heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen opgelegd.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd?

II. Komt aan belanghebbende een schadevergoeding toe in verband met de overschrijding van de redelijke termijn voor bezwaar en beroep?

III. Dient aan belanghebbende een schadevergoeding te worden toegekend wegens onzorgvuldig handelen door de Inspecteur?

Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag ontkennend en de tweede en derde vraag bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot toekenning van een schadevergoeding en/of vergoeding van de werkelijke proceskosten. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank met betrekking tot de naheffingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente en tot bevestiging van de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de naheffingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente. Voor het overige concludeert de Inspecteur tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4.

De door de Rechtbank vernietigde boetebeschikkingen zijn in hoger beroep niet (langer) in geschil. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat evenmin in geschil is dat in de periode waarop de naheffingsaanslagen betrekking hebben, het verlaagde tarief van toepassing was op de door belanghebbende verrichte diensten.

4 Gronden

5 Beslissing