Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5411, 18/00370 tot en met 18/00378

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5411, 18/00370 tot en met 18/00378

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 december 2018
Datum publicatie
13 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:5411
Zaaknummer
18/00370 tot en met 18/00378
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 13bis, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Rome, 25-03-1957 [Tekst geldig vanaf 01-07-2013] art. 110

Inhoudsindicatie

LH. Belanghebbende heeft van zijn werkgever een personenauto ter beschikking gesteld gekregen, mede voor privédoeleinden. De werkgever heeft ter zake van het privégebruik loonheffingen ingehouden in verband met het autokostenforfait van art. 13bis Wet LB. Geen strijd met art. 110 VWEU. Niet met de eerste alinea, omdat geen onderscheid wordt gemaakt tussen ingevoerde auto’s en gelijksoortige nationale producten. Ook niet met de tweede alinea, omdat van zijdelings fiscaal protectionisme geen sprake is.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerken: 18/00370 tot en met 18/00378

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [plaats 1] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 8 juni 2018, nummer BRE 17/7620, 17/7722 tot en met 17/7729 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde afdrachten op aangifte.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbendes werkgever heeft ter zake van de hierna vermelde tijdvakken loonheffingen op aangifte afgedragen in verband met een aan belanghebbende ter beschikking gestelde personenauto:

Zaaknummer Hof

Zaaknummer Rechtbank

Aangiftetijdvak in het jaar 2017

Merk en type auto

18/00370

17/7620

1 januari tot en met 29 januari

Volkswagen Golf

18/00371

17/7722

30 januari tot en met 26 februari

Volkswagen Golf

18/00372

17/7723

27 februari tot en met 26 maart

Volkswagen Golf

18/00373

17/7724

27 maart tot en met 23 april

Volkswagen Golf

18/00374

17/7725

24 april tot en met 21 mei

Volkswagen Golf

18/00375

17/7726

22 mei tot en met 18 juni

Volkswagen Golf

18/00376

17/7727

19 juni tot en met 16 juli

Volkswagen Golf

18/00377

17/7728

17 juli tot en met 13 augustus

Volkswagen Tiguan

18/00378

17/7729

14 augustus tot en met 10 september

Volkswagen Tiguan

Belanghebbende heeft op 13 september 2017 bezwaar gemaakt tegen de ingehouden en op aangifte afgedragen loonheffingen. De Inspecteur heeft de bezwaren tegen de inhouding en afdracht betreffende de tijdvakken 1 januari 2007 tot en met 16 juli niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren betreffende de laatste twee tijdvakken ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 21 november 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde de heer [A] , adviseur te [plaats 2] , bijgestaan door mevrouw [B] , vergezeld van de heer [C] als toehoorder, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [D] en [E] .

1.5.

Belanghebbende heeft voor de zitting (op 30 oktober 2018 en nogmaals op 20 november 2018) een pleitnota toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

1.6.

De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlage.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

De werkgever van belanghebbende heeft in de onder 1.1 vermelde tijdvakken aan belanghebbende een personenauto ter beschikking gesteld. Gedurende de eerste zeven tijdvakken een Volkswagen Golf en daarna een Volkswagen Tiguan. Belanghebbende heeft deze auto’s mede voor privédoeleinden ter beschikking gehad.

2.2.

De werkgever heeft ter zake van het privé gebruik van de auto’s, per tijdvak, loonheffingen ingehouden in verband met het zogenoemde autokostenforfait van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB).

2.3.

De Volkswagen Tiguan heeft als datum eerste toelating in Duitsland 3 januari 2017 en is op 20 juli 2017 in het Nederlandse kentekenregister ingeschreven. Het is ten tijde van de registratie in het kentekenregister in Nederland een gebruikte, geïmporteerde, auto uit een andere lidstaat van de Europese Unie.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Zijn de bezwaarschriften tegen de eerste zeven tijdvakken terecht niet-ontvankelijk verklaard?

II. Is de bijtelling wegens privégebruik auto op grond van artikel 13bis van de Wet LB in strijd met artikel 110 VWEU?

Ter zitting heeft belanghebbende bevestigd dat hij in de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren tegen de eerste zeven tijdvakken berust en dat het Hof in zoverre het hoger beroep ongegrond kan verklaren. Dit betekent dat nog slechts de tweede vraag in geschil is.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep in de zaken 18/00370 tot en met 18/00376 en gegrondverklaring van het hoger beroep in de zaken 18/00377 en 18/00378, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken op bezwaar in de zaken 18/00377 en 18/00378 en teruggaaf van de teveel ingehouden en afgedragen loonheffingen in laatstgenoemde twee zaken. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing