Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5486, 18/00163

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5486, 18/00163

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 december 2018
Datum publicatie
20 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:5486
Formele relaties
Zaaknummer
18/00163

Inhoudsindicatie

Parkeerheffing. Belanghebbende ongelijk.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00163

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [plaats 1] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 16 maart 2018, nummer ROE 17/1027 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg,

hierna: de Heffingsambtenaar,

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 1,90 parkeerbelasting en € 60 kosten (hierna: de naheffingsaanslag). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Met toestemming van partijen heeft het Hof bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Op 9 juni 2016 om 10.45 uur stond de auto van belanghebbende, met het kenteken [kenteken] (hierna: de auto) geparkeerd aan [adres] te [plaats 2] . Een parkeercontroleur heeft op dat moment geconstateerd dat achter de voorruit geen parkeerkaartje lag. Tot de gedingstukken behoort een ter zake van de naheffingsaanslag opgesteld brondocument inclusief foto’s die de parkeercontroleur op het moment van constatering van voornoemde overtreding van de auto heeft gemaakt. Het brondocument vermeldt een naheffing van € 60 en tariefkosten van € 1,90.

2.2.

Met dagtekening 31 juli 2016 is een duplicaat van de naheffingsaanslag (hierna: het duplicaat) verzonden naar het adres van belanghebbende. Op het duplicaat staat dat de naheffingsaanslag op 9 juni 2016 is opgelegd en dat de kosten van de naheffing € 60 en de kosten parkeerheffing €1,90 bedragen.

2.3.

Op 1 september 2016 heeft belanghebbende een pro forma bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag ingediend en op 7 september 2016 de motivering van het bezwaar.

2.4.

In de uitspraak op bezwaar met dagtekening 21 februari 2017 vermeldt de Heffingsambtenaar het volgende:

“Op 6 november 2015 heeft de gemeente Venlo de Verordening Parkeerbelastingen 2016 vastgesteld. In deze Verordening respectievelijk in de bijlagen is opgenomen dat de naheffingsaanslag met ingang van 1 januari 2016 € 60,00 bedraagt en het uurtarief voor straat-parkeren € 1,90 per uur. De naheffingsaanslag is correct vastgesteld.”

In bijlage 4 van de door de gemeente Venlo vastgestelde Verordening Parkeerbelastingen 2016 (hierna: de Verordening) staat onder onderdeel A “Kosten naheffingsaanslag”:

“Op grond van artikel 3, tweede lid, van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen bedraagt het bedrag van de naheffingsaanslag met ingang van 1 januari 2016 maximaal € 60,00. Het tarief voor 2016 wordt derhalve € 60,00.”

2.5.

Op 1 maart 2017 heeft belanghebbende per mail gereageerd op de uitspraak van de Heffingsambtenaar.

2.6.

Op 20 maart 2017 heeft de Heffingsambtenaar per mail als volgt gereageerd:

“Zoals u reeds bekend is er reeds uitspraak gedaan op het door u ingediende bezwaarschrift. Zoals u zelf ook al aangeeft is de volgende stap een beroepsprocedure. Naar mijn mening is de verordening van Venlo correct opgesteld, er wordt verder inhoudelijk niet meer gereageerd op dit dossier.”

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag opgelegd?

II. Heeft belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding?

Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag ontkennend moet worden beantwoord en de tweede vraag bevestigend. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vermindering van de naheffingsaanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing