Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-02-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:567, 17/00357

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-02-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:567, 17/00357

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
9 februari 2018
Datum publicatie
8 maart 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:567
Formele relaties
Zaaknummer
17/00357
Relevante informatie
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Rome, 25-03-1957 [Tekst geldig vanaf 01-07-2013] art. 110

Inhoudsindicatie

Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur aan de uit het verdedigingsbeginsel voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan doordat hij aan belanghebbende met betrekking tot de naheffingsaanslag een vooraankondiging heeft doen toekomen waarbij laatstgenoemde in de gelegenheid is gesteld om, bij voorkeur, schriftelijk te reageren. Het Hof verwerpt voorts het standpunt van belanghebbende dat het opleggen van een naheffingsaanslag nadat het belastbaar feit heeft plaatsgevonden in strijd is met artikel 110 VWEU. Voorts overweegt het Hof dat belanghebbende bij de berekening van de verschuldigde BPM ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de koerslijst XRAY behorende bij voertuigen van het merk Mercedes-Benz en het type CLS 500 5.5, aangezien de door belanghebbende ingevoerde auto een voertuig van het merk Mercedes-Benz en het type CLS 55 AMG betreft, waarvoor in een andere koerslijst wel een waarde is opgenomen. Naar het oordeel van het Hof dient, in beginsel, een auto van hetzelfde merk en type als referentievoertuig aangemerkt te worden. Belanghebbendes grief dat hij recht heeft op vergoeding van wettelijke rente over de door de Rechtbank toegekende immateriële schadevergoeding slaagt.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00357

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer [belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 13 april 2017, nummer BRE 16/1135, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna te noemen naheffingsaanslag en beschikking belastingrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] een naheffingsaanslag (hierna: de naheffingsaanslag) in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd naar een bedrag van € 1.493. Gelijktijdig is aan belanghebbende bij beschikking belastingrente in rekening gebracht (hierna: de beschikking belastingrente) tot een bedrag van € 67.

1.2.

Na tegen de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij, in één geschrift vervatte, uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 932, de beschikking belastingrente verminderd tot een bedrag van € 42 en een forfaitaire kostenvergoeding van € 488 aan belanghebbende toegekend.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 168. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar, behoudens de beslissing over de kostenvergoeding in bezwaar, vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 698, de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade die belanghebbende geleden heeft tot een bedrag van € 500, de Inspecteur veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van belanghebbende vastgesteld op € 990 en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht ten bedrage van € 168 aan belanghebbende te vergoeden.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 250. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 20 december 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, ter bijstand vergezeld door mevrouw [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [C] en [D] .

1.7.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota gezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

1.8.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 10 december 2013 aangifte BPM gedaan ter zake van de registratie van een uit Duitsland afkomstige personenauto, merk Mercedes-Benz en type CLS 55 AMG en met identificatienummer [nummer] (hierna: de auto). De auto heeft een vermogen van 350 kW. Het aangiftebiljet vermeldt een te betalen bedrag aan BPM van € 4.981. Belanghebbende heeft bij de berekening van dit bedrag gebruik gemaakt van de koerslijst XRAY behorende bij voertuigen van het merk Mercedes-Benz en het type CLS 500 5.5 met een vermogen van 285 kW.

2.2.

Bij geschrift met dagtekening 19 augustus 2014 (“Vooraankondiging naheffingsaanslag BPM”) (hierna: de vooraankondiging) heeft de Inspecteur aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat hij voornemens is om aan belanghebbende een naheffingsaanslag op te leggen, omdat hij, voor zover in de onderhavige procedure relevant, van mening is dat belanghebbende ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de koerslijst XRAY, aangezien de koerslijst XRAY geen gegevens bevat die zien op personenauto’s van het merk Mercedes-Benz en het type CLS 55 AMG . In de vooraankondiging wordt aan belanghebbende de gelegenheid geboden om, bij voorkeur schriftelijk, vóór 2 september 2014 te reageren op het voornemen om een naheffingsaanslag op te leggen.

2.3.

Bij brief met dagtekening 27 augustus 2014 heeft belanghebbende de Inspecteur medegedeeld in bezwaar te gaan tegen de naheffing.

2.4.

De Inspecteur heeft vervolgens, voor zover in hoger beroep relevant, bij brief met dagtekening 30 september 2014 aan belanghebbende medegedeeld dat hij geen bezwaar kan indienen tegen een vooraankondiging. Voorts heeft de Inspecteur, met verwijzing naar de verplichting als bedoeld in artikel 47, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR), belanghebbende verzocht om vóór 21 oktober 2014 aan te geven of hij aangifte BPM wenst te doen op basis van de forfaitaire tabel of op basis van een koerslijst waarin personenauto’s van het merk Mercedes-Benz en het type CLS 55 AMG wel voorkomen, aangezien, naar het oordeel van de Inspecteur, de koerslijst XRAY in het onderhavige geval niet gebruikt kan worden bij de berekening van het verschuldigde bedrag aan BPM.

2.5.

Belanghebbende heeft niet gereageerd op dit verzoek van de Inspecteur.

2.6.

De Inspecteur heeft vervolgens de naheffingsaanslag met dagtekening 27 februari 2015 opgelegd naar een bedrag van € 1.493. De Inspecteur heeft de hoogte van de naheffingsaanslag gebaseerd op de forfaitaire tabel ex artikel 10, zesde lid, van de Wet BPM 1992 zoals deze luidde op 19 juli 2006.

2.7.

Belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar met dagtekening 10 februari 2016 het bezwaar gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 932, met dien verstande dat de Inspecteur is uitgegaan van de forfaitaire tabel zoals deze luidde op 1 januari 2009.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Levert de gang van zaken voorafgaande aan het opleggen van de naheffingsaanslag een schending van het verdedigingsbeginsel op?

2. Levert naheffing na het belastbare feit strijd op met artikel 110 van het VWEU?

3. Mocht belanghebbende bij de berekening van het verschuldigde bedrag aan BPM uitgaan van de koerslijst XRAY behorende bij voertuigen van het merk Mercedes-Benz en het type CLS 500 5.5?

4. Is de Inspecteur wettelijke rente verschuldigd met betrekking tot de door de Rechtbank aan belanghebbende toegekende immateriële schadevergoeding?

3.2.

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing