Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-02-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:568, 16/03486
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-02-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:568, 16/03486
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 9 februari 2018
- Datum publicatie
- 8 maart 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:568
- Zaaknummer
- 16/03486
Inhoudsindicatie
Geen recht op vergoeding van verletkosten voor gepensioneerde met een kleine onderneming waaraan hij slechts 4 à 5 uur per week besteedt.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03486
Uitspraak op het hoger beroep van
de heer [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 31 mei 2016, nummer SHE 15/2786 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag parkeerbelasting.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd ten bedrage € 2,20 parkeerbelasting en € 59 kosten.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag vernietigd, de Heffingsambtenaar opgedragen het griffierecht te vergoeden en de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 69.16.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.
De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 11 januari 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [A] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
Op 16 januari 2017 is bij het Hof een brief van belanghebbende binnengekomen, waarin hij verzoekt om vergoeding van proceskosten en griffierecht. Bij deze brief is een formulier proceskosten en een ‘specificatie/nadere uitleg’ gevoegd.
Het Hof beschouwt deze brief als een verzoek om heropening van het onderzoek en heeft het verzoek op de hierna onder 4.1. vermelde gronden afgewezen.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag vernietigd en een proceskostenvergoeding toegekend van € 69,16, bestaande uit € 37,66 reiskosten voor het bijwonen van de zitting en € 31,50 aan verletkosten. Dit laatste bedrag is berekend op 4,5 uur x € 7.
Belanghebbende heeft vroeger bij de Arbeidsinspectie gewerkt, maar is nu met pensioen. Daarnaast oefent hij een onderneming uit in het kader van het leveren van rechtsbijstand aan derden. Hij besteedt daaraan ongeveer 4 à 5 uur per week. Dit was ook al zo in 2016 ten tijde van de zitting bij de Rechtbank.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op een hoger bedrag aan verletkosten dan door de Rechtbank is toegewezen alsmede een vergoeding voor portokosten.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Partijen hebben hieraan ter zitting het volgende toegevoegd:
Belanghebbende:
Tijdens de zitting bij de Rechtbank is de kostenvergoeding niet aan de orde gekomen. Het was voor mij een grote verrassing toen ik de uitspraak ontving.
Ik ben nu met pensioen; ik heb een eigen onderneming, en vertegenwoordig mensen in rechtszaken. Ik besteed daar ongeveer 4 à 5 uur per week aan. Dat was ook de situatie ten tijde van de zitting bij de Rechtbank. Ik heb vroeger bij de arbeidsinspectie gewerkt.
Ik ken de rechtspraak van de Hoge Raad over de voorbereidende werkzaamheden, maar de Hoge Raad gaat ook wel eens om. Het is vreemd dat bij de kosten van rechtsbijstand voorbereidende werkzaamheden wel worden vergoed, maar niet in het kader van verletkosten van de belastingplichtige zelf.
Heffingsambtenaar:
Ik hoor nu dat belanghebbende met pensioen is. De kosten worden verder niet onderbouwd. Ik zie geen reden voor een vergoeding van verletkosten.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank doch uitsluitend wat betreft de toegekende kostenvergoeding en tot vergoeding van verletkosten tot een bedrag van 17 uren x € 82 = € 1.394 en tot vergoeding van portokosten. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.