Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-02-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:746, 17/00085
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-02-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:746, 17/00085
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 22 februari 2018
- Datum publicatie
- 15 maart 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:746
- Zaaknummer
- 17/00085
Inhoudsindicatie
Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat de onroerende zaak cultuurgrond is die ten behoeve van bosbouw bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd. De onroerende zaak is daarmee niet uitgezonderd van waardering inzake de Wet WOZ. De aanslag onroerendezaakbelasting is eveneens terecht opgelegd. Belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00085
Uitspraak op het hoger beroep van
de heer [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 8 december 2016, nummer AWB 16/368, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Horst aan de Maas,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) een beschikking gezonden, waarbij de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (hierna: de onroerende zaak) per de waardepeildatum 1 januari 2014 is vastgesteld op € 36.000 voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 (hierna: de WOZ-beschikking). Tegelijkertijd is aan belanghebbende ter zake van de onroerende zaak een aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: de OZB) voor het jaar 2015 opgelegd (hierna: de aanslag OZB).
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de WOZ-beschikking en de aanslag OZB gehandhaafd. Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 1 februari 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn partner mevrouw [A] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [B] . Het hoger beroep in de onderhavige zaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met het hoger beroep in de zaak met hofkenmerk 17/00086 tussen belanghebbende en de invorderingsambtenaar van de gemeente Horst aan de Maas.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een perceel bosgrond met een oppervlakte van 36.511 m².
De Heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2014 voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 bij de WOZ-beschikking vastgesteld op € 36.000.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de onroerende zaak is uitgezonderd van waardering ingevolge de Wet WOZ, omdat sprake is van ten behoeve van bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond (bosbouwvrijstelling).
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Partijen hebben ter zitting hun stellingen nader toegelicht.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak van de Heffingsambtenaar, en tot de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak – na toepassing van de bosbouwvrijstelling - op nihil.De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.