Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-02-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:748, 17/00086
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-02-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:748, 17/00086
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 22 februari 2018
- Datum publicatie
- 15 maart 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:748
- Zaaknummer
- 17/00086
Inhoudsindicatie
Beschikking aanmaningskosten terecht gegeven. Belanghebbende heeft niet (tijdig) verzocht om uitstel van betaling. Belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00086
Uitspraak op het hoger beroep van
de heer [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 8 december 2016, nummer AWB 16/1793, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de invorderingsambtenaar van de gemeente Horst aan de Maas,
hierna: de Invorderingsambtenaar,
betreffende de hierna te vermelden beschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij beschikking met dagtekening 17 mei 2016 is aan belanghebbende een bedrag van € 7 aan aanmaningskosten in rekening gebracht (hierna: de beschikking aanmaningskosten of beschikking). Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking. De Invorderingsambtenaar heeft de beschikking bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Invorderingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Invorderingsambtenaar vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 1 februari 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn partner mevrouw [A] , alsmede, namens de Invorderingsambtenaar, mevrouw [D] . Het hoger beroep in de onderhavige zaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met het hoger beroep in de zaak met hofkenmerk 17/00085, tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Horst aan de Maas (hierna: de Heffingsambtenaar).
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Met dagtekening 29 februari 2016 is aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: de aanslag OZB) opgelegd ter zake van de onroerende zaak bekend als [adres] , te [plaats] . Op het aanslagbiljet staat vermeld dat de aanslag OZB vóór 30 april 2016 dient te worden betaald. Belanghebbende heeft de aanslag OZB niet voor de laatste vervaldag betaald.
Als gevolg van het uitblijven van de betaling van de aanslag OZB heeft de Invorderingsambtenaar met dagtekening 17 mei 2016 de beschikking aan belanghebbende toegezonden. Het totaalbedrag van de beschikking van € 119,57 is onderverdeeld in een bedrag van € 112,57 (bedrag van de aanslag OZB) en € 7 (aanmaningskosten).
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de beschikking aanmaningskosten terecht is gegeven.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Invorderingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Partijen hebben ter zitting hun stellingen nader toegelicht.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de beschikking. De Invorderingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.