Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-03-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1210, 18/00221 en 18/00240

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-03-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1210, 18/00221 en 18/00240

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
29 maart 2019
Datum publicatie
6 juni 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:1210
Formele relaties
Zaaknummer
18/00221 en 18/00240

Inhoudsindicatie

Met betrekking tot de aan belanghebbende opgelegde aanslag toeristenbelasting 2015 en voorlopige aanslag toeristenbelasting 2016 zijn terecht en tot de juiste bedragen aanmanings- en dwangbevelkosten in rekening gebracht. Het door belanghebbende ingestelde hoger beroep is ongegrond en het door de Invorderingsambtenaar ingestelde hoger beroep is gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerken: 18/00221 en 18/00240

Uitspraak op het hoger beroep (met het kenmerk 18/00221) van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het hoger beroep (met het kenmerk 18/00240) van

de invorderingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant,

hierna: de Invorderingsambtenaar,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 27 maart 2018, nummers BRE 17/5115 en 17/5114, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Invorderingsambtenaar,

betreffende de hierna te noemen beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn bij beschikkingen met dagtekening 9 juni 2017, wegens de te late betaling van een voor het jaar 2015 aan haar opgelegde aanslag toeristenbelasting (hierna: de aanslag toeristenbelasting 2015), aanmanings- respectievelijk dwangbevelkosten van € 16 respectievelijk € 451 in rekening gebracht (hierna: de met betrekking tot de aanslag toeristenbelasting 2015 afgegeven beschikkingen).

1.2.

Voorts zijn aan belanghebbende bij beschikkingen met dagtekening 9 juni 2017, wegens de te late betaling van een voor het jaar 2016 aan haar opgelegde voorlopige aanslag toeristenbelasting (hierna: de voorlopige aanslag toeristenbelasting 2016), aanmanings- respectievelijk dwangbevelkosten van € 16 respectievelijk € 412 in rekening gebracht (hierna: de met betrekking tot de voorlopige aanslag toeristenbelasting 2016 afgegeven beschikkingen).

1.3.

Na tegen voornoemde beschikkingen gemaakt bezwaar heeft de Invorderingsambtenaar deze gehandhaafd bij, in één geschrift vervatte, uitspraken op bezwaar.

1.4.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft wat betreft het beroep met het nummer BRE 17/5114 van belanghebbende een griffierecht geheven van € 333.

1.5.

De Rechtbank heeft het beroep gericht tegen de uitspraken op bezwaar wat betreft de met betrekking tot de aanslag toeristenbelasting 2015 afgegeven beschikkingen (beroep met het nummer BRE 17/5115) ongegrond verklaard. Daarnaast heeft de Rechtbank het beroep gericht tegen de uitspraken op bezwaar wat betreft de met betrekking tot de voorlopige aanslag toeristenbelasting 2016 afgegeven beschikkingen (beroep met het nummer BRE 17/5114) gegrond verklaard, deze uitspraken op bezwaar en beschikkingen vernietigd, de Invorderingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de kosten van het bezwaar en het geding bij de Rechtbank van € 1.251 en gelast aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.

1.6.

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Rechtbank wat betreft de met betrekking tot de aanslag toeristenbelasting 2015 afgegeven beschikkingen. Aan dit hoger beroep is het kenmerk 18/00221 toegekend. De Invorderingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

De Invorderingsambtenaar heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Rechtbank wat betreft de met betrekking tot de voorlopige aanslag toeristenbelasting 2016 afgegeven beschikkingen. Aan dit hoger beroep is het kenmerk 18/00240 toegekend. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Invorderingsambtenaar vóór de zitting een nadere stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.9.

Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgehad op 21 februari 2019 te ’s-Hertogenbosch. Daar zijn toen verschenen en gehoord namens belanghebbende haar gemachtigde, [gemachtigde] , en, namens de Invorderingsambtenaar, [ambtenaar] .

1.10.

De Invorderingsambtenaar heeft op deze zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de vijf bij deze pleitnota behorende bijlagen.

1.11.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek op de zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Aan belanghebbende zijn met dagtekening 30 juni 2016 de aanslag toeristenbelasting 2015 en de voorlopige aanslag toeristenbelasting 2016 opgelegd.

2.2.

Op 9 juni 2017 zijn aan belanghebbende dwangbevelen uitgevaardigd wegens het niet-betalen. Tegelijkertijd zijn aan belanghebbende bij beschikking de in onderdeel 1.1. respectievelijk 1.2. opgenomen bedragen aan aanmanings- respectievelijk dwangbevelkosten in rekening gebracht. Belanghebbende had op het moment van uitvaardiging van de dwangbevelen (nog) niet verzocht om uitstel van betaling.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of met betrekking tot de te late betaling van de aanslag toeristenbelasting 2015 en de voorlopige aanslag toeristenbelasting 2016 terecht en tot de juiste bedragen aanmanings- en dwangbevelkosten in rekening zijn gebracht aan belanghebbende.

3.2.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Invorderingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.3.

In de onderhavige procedure is niet in geschil dat belanghebbende de aanslag toeristenbelasting 2015 en de voorlopige aanslag toeristenbelasting 2016 heeft ontvangen. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat aan belanghebbende de juiste bedragen aan aanmanings- en dwangbevelkosten in rekening zijn gebracht indien de onderliggende belastingaanslagen in stand blijven.

3.4.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Partijen hebben ter zitting hun standpunt nader toegelicht.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze uitspraak ziet op de met betrekking tot het de aanslag toeristenbelasting 2015 afgegeven beschikkingen, gegrondverklaring van het beroep gericht tegen de uitspraken op bezwaar wat betreft deze beschikkingen en vernietiging van voornoemde uitspraken op bezwaar en beschikkingen. De Invorderingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze uitspraak ziet op met betrekking tot de voorlopige aanslag toeristenbelasting 2016 afgegeven beschikkingen en ongegrondverklaring van het beroep gericht tegen de uitspraken op bezwaar wat betreft deze beschikkingen.

4 Gronden

5 Beslissing