Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-04-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1258, 18/00147 en 18/00148
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-04-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1258, 18/00147 en 18/00148
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 4 april 2019
- Datum publicatie
- 13 juni 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:1258
- Zaaknummer
- 18/00147 en 18/00148
Inhoudsindicatie
Motorrijtuigenbelasting; art. 1, lid 2, 69 en 70 van de Wet MRB. Naheffing bij constatering van gebruikmaken van de weg met een motorrijtuig uit de bedrijfsvoorraad van een handelaar zonder het voeren van handelaarskentekenplaten. Twee naheffingsaanslagen en boetes ter zake van twee constateringen op verschillende kalenderdagen is niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Geen sprake van hetzelfde feit. Geen avas. Belanghebbende had voldoende gelegenheid om maatregelen te treffen. Geen matiging van de boetes aangezien gestelde financiële problemen niet zijn onderbouwd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 18/00147 en 18/00148
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 14 februari 2018, nummers BRE 16/10565 en 16/10566, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te vermelden naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .Y.4.90002 over het tijdvak 21 december 2014 tot en met 20 december 2015 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 427 aan belasting, alsmede bij beschikking een boete van € 427.
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .Y.5.90001 over het tijdvak 31 januari 2015 tot en met 30 januari 2016 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 428 aan belasting, alsmede bij beschikking een boete van € 428.
De onder 1.1 en 1.2 genoemde naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 28 februari 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
De auto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) was in de periode 22 april 2015 tot en met 15 maart 2016 op naam van belanghebbende gesteld. De auto behoorde tot de bedrijfsvoorraad van het autoherstelbedrijf van belanghebbende.
Op 18 oktober 2015 zijn de bij het autoherstelbedrijf aanwezige auto’s, waaronder de auto, op vordering van de politie buiten het hek van het autoherstelbedrijf gezet. Na het onderzoek mochten de auto’s weer op het bedrijfsterrein worden gezet, maar de auto is buiten het hek blijven staan. De politie heeft het hek vervolgens vergrendeld en verzegeld, waardoor het bedrijfsterrein voor enige periode niet toegankelijk was.
Bij brieven van 23 juni 2016 en 25 juli 2016 heeft de Inspecteur aan belanghebbende medegedeeld dat controlerende ambtenaren op 20 december 2015 respectievelijk 30 januari 2016 hebben geconstateerd dat met de auto gebruik van de weg is gemaakt, terwijl deze niet was voorzien van handelaarskentekenplaten. De controles vonden plaats aan de [adres] te [plaats] . Op het moment van controle zijn foto’s genomen van de auto, welke behoren tot de stukken van het geding.
Naar aanleiding van de controles heeft de Inspecteur telkens een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete opgelegd, onder vermelding van een controledatum van 20 december 2015 respectievelijk 30 januari 2016.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd?
II. Zijn de boetes terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar, de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.